Omschrijving
De Alpenwatersalamander (Ichthyosaura alpestris) is een kleine soort. De mannen zijn zelden groter dan 8 cm, de vrouwen groeien door tot 12 cm. Er zit ook verschil in formaat en bouw bij de verschillende ondersoorten. Het lichaam is iets langer dan de staart. De buik is altijd oranje van kleur en ongevlekt. De keel is bij enkele ondersoorten bij de basis licht gevlekt met kleine, zwarte vlekjes.
In de waterfase zijn de dieren overwegend grijs/blauw gekleurd. De mannetjes hebben een paarkleed bestaande uit een helder blauwe kleur aan de flanken en de staart, een lage rugkam, die licht van is kleur met donkere ronde vlekken. De kam loopt ononderbroken over in de staartzoom.
Door de staartkam en -zoom is de staart visachtig afgeplat. Aan de onderzijde van de flanken is een lichte band aanwezig met vele zwarte, ronde vlekken. Mannetjes zijn in de paartijd makkelijk te herkennen aan de sterk opgezwollen, donkere cloaca.
In de landfase verdwijnt de kam van de mannetjes en is de staart minder sterk zijdelings afgeplat. De blauwe kleuren zijn minder opvallend, de huid wordt donkerder en waterafstotend.
Huisvesting
Een aquarium van 60 x 30 x 30 cm is groot genoeg voor een groep van vijf dieren. Houd hierbij altijd slechts één man per groep. Richt deze in met veel planten en schuilplaatsen in de vorm van stenen, hout, holle buizen en dergelijke. Op de bodem mag zowel zand als grind gebruikt worden. Ook een kale bodem kan, maar dit bemoeilijkt het voortbewegen, omdat ze dan vrij weinig grip hebben. Waterdiepte is niet erg belangrijk, maar houdt het minimum op 15 cm, dieper is altijd goed.
In de landfase is een curverbak afdoende. Denk hierbij aan ongeveer 40 x 25 cm. Leg hier een laag bosgrond in of een mix van cocopeat met turf. Stapel een aantal stukken schors op elkaar zodat de dieren kunnen kiezen tussen droog en vochtig. Voor extra schuilmogelijkheden kun je ook een handje gedroogde beuken- of eikenbladeren in de bak leggen. Dit zorgt er ook voor dat de aarde niet zo snel uitdroogt, maar pas wel op schimmelvorming.
Voeding
Alles wat in de bek past word gegeten .Het hoofdvoer moet bestaan uit regenwormen. Daarnaast mag altijd afgewisseld worden met muggenlarven, tubifex en vlooikreeftjes. Ook salamander-pellets worden goed gegeten.
In de landfase: Regenwormen (uit de pincet), hele kleine sprinkhanen, krekels en kleine dubia’s. Bepoeder insecten altijd met vitaminen- en mineralenpreperaat.
Pas gemetamorfoseerde dieren eten vooral fruitvliegen, springstaartjes en stofkrekels.
Levenswijze
De Alpenwatersalamander is een van de meest aan het water gebonden soort van de Europese watersalamanders. Hij blijft dicht bij het water tot een afstand van maximaal 500 meter. Tijdens de paartijd zijn de dieren overdag en ’s nachts actief en uitsluitend in het water te vinden. Buiten de paartijd gaan ze ook het land op, maar minder dan de andere inheemse soorten. Ze zijn dan vooral ’s nachts actief en verstoppen zich overdag.
De winterslaap begint in september-oktober en eindigt rond februari-mei. Deze soort overwintert op het land of in de modderlaag op de bodem van het water. Zodra de salamanders ontwaken gaan ze over in de waterfase voor de voortplanting.
Voortplanting
De voortplantingstijd begint als de dieren uit hun winterslaap komen en het water opzoeken. Ze trekken vooral in februari en maart, maar ook nog tot in eind mei. Er is een uitgebreide balts, waarbij het mannetje het vrouwtje probeert te verleiden. Hij buigt hierbij zijn staart langs zijn lichaam en maakt wapperende bewegingen, waarbij feromonen naar het vrouwtje gebracht worden. Zodra het vrouwtje paringsbereid blijkt beweegt het mannetje zich naar achteren, terwijl hij zijn spermatofoor afzet. Het vrouwtje loopt achter het mannetje aan tot ze zich met de cloaca boven het zaadpakketje bevindt. Dan stopt het mannetje en duwt haar langzaam achteruit, zodat de spermatofoor kan worden opgenomen.
Het vrouwtje zet in enkele dagen tot 250 eitjes af. Ze vouwt ze één voor één met haar achterpoten tussen de bladeren van waterplanten.
Het ei heeft een doorsnede van 1,3- tot 1,8 mm, inclusief het ovale ei-omhulsel is het 3- tot 4 mm in doorsnede. Na ongeveer 14- tot 30 dagen komen de larven uit. Ze zijn dan zo’n 7- tot 10 mm lang. De eerste 6- tot 7 dagen eten de larven nog niet. Ze teren dan nog op de laatste reserves van de eidooier. Daarna kan er gevoerd worden met baby-artemia en hele kleine watervlooien. Na een aantal weken zijn ze groot genoeg om grote watervlooien te eten en ook tubifex. Vanaf dat punt groeien ze ook wat sneller. Bij een lengte van ongeveer 5 cm begint de metamorfose. Daarna zijn ze iets kleiner, ongeveer 3- tot 5 cm.
Bij sommige ondersoorten zoals I. a. apuanus en I. a. inexpectatus blijven de gemetamorfoseerde dieren in het water (neotenie). Net als bij andere watersalamanders komt neotenie ook bij deze inheemse soort voor, waarbij de dieren volwassen worden zonder de kenmerken van de larve te verliezen. Deze exemplaren behouden hun vinzoom en uitwendige kieuwen. Neotenie is niet heel zeldzaam, enkele populaties bestaan zelfs volledig uit neotene dieren.
Actueel
Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie
Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…
De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming
Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…
Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen
Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…