Verzorging en kweek van Vuursalamanders
Door Sergé Bogaerts
Inleiding
Sinds 1 januari 2017 is de wet Natuurbescherming in werking getreden en mogen ook inheemse soorten, mits aantoonbaar gekweekt, gehouden worden. Dat betekent dat naast de Midden-oosten Vuursalamander, Salamandra infraimmaculata en de Noord-Afrikaanse Vuursalamander, Salamandra algira ook de Europese Vuursalamander Salamandra salamandra en haar ondersoorten gehouden mogen worden. Deze kleurrijke (onder)soorten maken ze tot geliefde terrariumdieren.
Ik vat in dit artikel mijn ervaringen samen die vooral berusten op kweekervaringen van de afgelopen 20 jaar met Salamandra infraimmaculata en Salamandra algira (Bogaerts, 2014) en combineer die met data uit de gepubliceerde boekwerken zoals Schorn & Kwet (2010), Pasmans et al. (2014) en Seidel & Gerhardt (2016). Een groot deel van deze tekst is reeds gepubliceerd in Spitzen et al. (2016).
Basisterraria
Ik gebruik voor volwassen dieren, juvenielen en larven verschillende terraria. Volwassen dieren houd ik bij voorkeur individueel, soms als paartje. De belangrijkste redenen daarvoor zijn dat ik zo veel mogelijk controle wil houden over welk dier met wie paart en omdat ik zo veel mogelijk stress wil voorkomen. In de natuur leven de dieren ook individueel en komen alleen in de paartijd samen. Mannetjes kunnen dan met elkaar ‘worstelen’, maar ze verwonden elkaar niet. Het huisvesten van twee of meer mannetjes in hetzelfde terrarium leidt meestal tot zichtbare onderdrukking van één: Dit dier is dan minder actief en eet minder. Mannetjes zouden dus bij voorkeur alleen gehouden moeten worden. Voor groepen van beide geslachten geldt dat in het verblijf voldoende schuilgelegenheden moeten zijn om stress te voorkomen en het welzijn van de individuen te waarborgen.
De bodemoppervlakte van een basisterrarium voor twee volwassen dieren voor klein blijvende (onder)soorten is ongeveer 60 x 30 cm, voor groter wordende (onder)soorten tot 100 x 50 cm. De bodem is bedekt met leem. Dit houdt goed vocht vast en geeft het ook weer af. Hierdoor is het verblijf wel vochtig, maar nooit te nat.
Daarnaast wordt een aantal schuilmogelijkheden aangeboden. Bv. halve keramische, ongeglazuurde bloempotten of stukken dakpan.
Er moet altijd een klein waterbakje aanwezig zijn. Bij voorkeur in een hoek van het terrarium, zodat de dieren altijd vocht kunnen opnemen als de leem te ver is uitgedroogd. Om problemen met bacteriële groei en het opstapelen van giftige stoffen en parasieten in de waterbakjes te voorkomen werk ik met een set van twee waterbakjes. Per verblijf is er dan van de set één in gebruik, terwijl het andere volledig opdroogt en eenmaal in de week kan worden gewisseld.
Het terrarium moet regelmatig – afhankelijk van hoe snel het opdroogt – aan één zijde gesproeid worden om een vochtgradiënt in het terrarium te creëren van vochtig leem naar droog, zodat de salamanders altijd kunnen kiezen. In de regel geldt dat de bodem beter te droog dan te nat kan zijn. Bacteriën en andere infecties kunnen in een te vochtige omgeving heel gemakkelijk tot zieke dieren leiden.
Mijn terraria zijn niet voorzien van planten. Soms gebruik ik wat mos, maar eigenlijk zijn ze heel Spartaans ingericht. Ik kan ze dan makkelijk schoonhouden – zoals water verversen, dode voedseldieren en uitwerpselen weghalen – en de dieren snel controleren.
Voedsel
De dieren worden 1- tot 2 keer per week gevoerd met “gut loaded = voorzien van gezonde voeding” krekels, meelwormen, regenwormen, wasmotten, naaktslakken e.d.. Alle insecten en hun larven dienen altijd bekalkt te worden met een calciumpreparaat (Korvimin, ReptiCal etc.) bij voorkeur met vitamine D3. Wekelijks worden uitwerpselen verwijderd, waterbakjes verschoond en indien nodig de dieren gecontroleerd.
Ritme
Het dag-nacht ritme volgt bij mij het natuurlijke buitenritme. Bij voorkeur zou er ook een wisseling in zomer- en wintertemperatuur moeten zijn: Zomer 10 – 20°C en winter 0 – 10°C.
Ter stimulans van de kweek zijn variatie in temperatuur, luchtvochtigheid en daglichtlengte nodig. Afhankelijk van de herkomst kan, met name voor Vuursalamanders uit mediterrane gebieden, het ritme heel anders zijn. Zorg dus dat je weet waar je dieren (ongeveer) vandaan komen. Is het onbekend, kijk dan hoe de dieren reageren op het hier beschreven ritme en pas het desnoods aan.
Een natuurlijk verloop van de temperatuur is erg belangrijk met een warmere periode in de zomer en een koelere periode in de winter. Een winterrust kan geboden worden en 2- tot 6 maanden duren. Sommige soorten uit mediterrane klimaten zijn echter juist in de winter actief en niet in de zomer. Ze houden een zomerrust.
Ter voorbereiding van een winterrust kan het beste zowel de temperatuur als de belichtingsduur geleidelijk afgebouwd worden tot respectievelijk 2-6°C en 8 uur. Indien geen ruimte voorhanden is waar de temperatuur voldoende laag wordt – minder dan 8°C – kunnen salamanders in een koelkast overwinteren. Als landsubstraat kan bosgrond gebruikt worden: Bij voorkeur eik of beuk met enkele laagjes schors als schuilplaats. Hierbij moet vooral opgelet worden dat de dieren niet kunnen uitdrogen en dat het bodemsubstraat niet teveel vervuilt. Regelmatig controleren is hier een must.
Geregeld sproeien in het najaar en voorjaar kan de paring – van juli tot oktober – en de afzet van larven in het voorjaar – van februari tot april – stimuleren. Doe het bij voorkeur als het buiten ook regent. Ik ben ervan overtuigd dat Vuursalamanders veranderingen in luchtdruk kunnen waarnemen. Wel moet voorkomen worden dat de bodem nat wordt. Een hoge luchtvochtigheid van meer dan 90% is meestal al voldoende voor extra activiteit.
Gedurende de winter en het voorjaar houd ik de vrouwtjes apart als ik vermoed dat ze drachtig zijn en wacht tot zij haar larven afzet in een waterbakje. Hiervoor kan een verfroller-bakje worden gebruikt of een ander ondiep waterbakje. Wanneer een jong vrouwtje voor het eerst een legsel produceert kunnen onbevruchte eieren worden afgezet. Vaak mislukt ook het eerste legsel.
Larven
De larven moeten apart van de ouderdieren worden opgekweekt. Een eenvoudige werkwijze is het gebruik van lage plastic opbergbakken met afsluitbare deksel.
Gebruik lage bakken van 40 x 30 cm oppervlakte en maximaal 10 cm hoog. Een laagje (leiding)water van 5 cm is voldoende. Er dienen voldoende schuilmogelijkheden aanwezig te zijn – zoals stukjes bloempotscherven, eiken- of beukenbladen – en het water dient schoon en zuurstofrijk te zijn. Het water mag nooit in z’n geheel ververst worden, maar altijd in gedeeltes. Wekelijks verversen is voldoende, maar dit hangt mede af van het voedingsschema. Bij veel voederen moet vaker ververst worden vanwege afvalproducten en niet opgegeten voedsel. Een bruissteentje zorgt voor extra zuurstof en een lichte watercirculatie. Het voorkomt ook een bacteriënfilm op het wateroppervlakte. Waterplanten zoals Waterpest zorgen voor extra zuurstof, een waterkwaliteitsbuffer en tevens schuilgelegenheid. De larven zijn, net als de volwassen dieren, voornamelijk nachtactief.
De hoeveelheid larven per legsel is afhankelijk van de ondersoort, de grootte en leeftijd van het vrouwtje. Volgens Klewen (1985) kwamen er bij de ondersoort Salamandra salamandra terrestris gemiddeld 32 larven, volgens Thiesmeier (1990) 33- en Kopp & Baur (2000) 22,6 larven per vrouw. De ondergrens lag op 8- en het maximale legsel was 58 larven.
Ik verdeel de larven voor de opkweek op in groepen van maximaal 10 per bak. Hoe minder hoe beter. De sterfte van één enkel dier kan de sterfte van de hele bak tot gevolg hebben. Ze moeten een hoeveelheid water van 0,2- tot 1 liter per larve ter beschikking hebben (Pasmans et al., 2014). De watertemperatuur ligt bij voorkeur tussen 5 – 15˚C. Bij hogere temperaturen treedt versnelde metamorfose op en krijg je zwakkere jonge salamanders. Bij 0 – 5°C is de temperatuur te laag en is er geen groei.
Kannibalisme bij Vuursalamanderlarven komt zeer vaak voor, vooral als de dieren ondervoed zijn of als er te weinig schuilgelegenheid is. Vaak worden dan pootjes of stukken staart afgebeten. Die groeien wel weer aan, maar de wonden kunnen door schimmels (Saprolegnia) geïnfecteerd worden.
Als voedsel kunnen Tubifex, watervlooien en enchytreën worden gegeven. Ik voer geen rode muggenlarven vanwege de relatief lage voedselwaarde. Omdat frequent voederen noodzakelijk is – bijvoorbeeld om de dag – is het zeer belangrijk dat de waterkwaliteit optimaal blijft. Gestorven watervlooien kunnen bijvoorbeeld snel beschimmelen. Dit resulteert in zeer grote hoeveelheden schimmelsporen in het water. Vaak Saprolegnia sp. Waterverontreiniging is de meest voorkomende oorzaak van sterfte voor de larven.
Wanneer de larven richting metamorfose gaan beginnen ze om te kleuren: Het lijf wordt donkerder, de typische gele vlekken worden zichtbaar en de kieuwen verdwijnen. Ze kunnen dan het beste in een andere bak worden gezet met een waterniveau van slechts 1-2 cm en met stukken schors of stenen die boven het water uitsteken om het overgaan naar de landfase mogelijk te maken. De salamanders hebben dan een lengte van 5-6 cm en leven daarna verder op het land.
Juveniele dieren
De jonge dieren worden door mij het eerste half jaar gehouden in groepen van maximaal 5 in kleine plastic terraria van 20 x 15 cm bodemoppervlakte. Het beste is dit de eerste tijd op steriele wijze in te richten. Dit betekent een stevig type keukenrol (zonder chloor) als ondergrond die vochtig wordt gemaakt. Hierop worden kleine bloempotscherven geplaatst en afgedekt met een laagje mos of bladeren. Dit moet minstens één keer per week worden schoongemaakt. Belangrijk is dat het tissue vochtig moet blijven, maar niet te nat.
Het voordeel van dit systeem is dat de diertjes en hun voedselopname gemakkelijk kunnen worden gecontroleerd en dat zich minder gemakkelijk een hoge infectiedruk van parasieten of uitgebreide schimmelvorming kan opbouwen. Een groot nadeel van dit systeem is dat het arbeidsintensief is. Het tissue moet minstens wekelijks vervangen worden om opstapeling van giftige afvalstoffen – met name ammoniak en nitriet – in het tissue te vermijden. Gebeurt dit niet, dan resulteert dit vroeg of laat in sterfte van een groot deel van de salamandertjes. Bovendien moet er angstvallig voor gewaakt worden dat het opkweekterrarium niet uitdroogt.
Na 2 – 3 maanden kan het tissue worden vervangen door een laagje leem en met een klein ondiep waterbakje, bijvoorbeeld een petrischaaltje. Ze kunnen zelfs hierin makkelijk verdrinken, dus zorg er voor dat er altijd een opstap is om uit het bakje of schaaltje weg te komen!
Dit is dan een mini-versie van het terrarium van de ouderdieren.
Ze worden 2-3 keer per week gevoerd met kleine “gut loaded” en bekalkte krekels, kleine regenwormpjes, enchytreën en slakjes. Dieren van dezelfde moeder worden bij elkaar gehouden.
De opkweek van de jonge salamandertjes is meestal het grote struikelblok in de kweek van de dieren. De verliezen tijdens deze periode zijn soms groot.
Na één jaar deel ik de groepen op en houd ik de dieren individueel of per twee. Ze worden op dezelfde manier gehouden en gevoerd als de volwassen dieren. Na 3-4 jaar, bij sommige (onder)soorten na 6-7 jaar, zijn de dieren geslachtsrijp.
Afwijkingen
Er zijn diverse risico’s verbonden aan het kweken met Vuursalamanders.
Veel voorkomend zijn genetische defecten, die zich uiten in bijvoorbeeld kleurafwijkingen. In gevangenschap komen deze regelmatig voor zoals dieren met albinisme (zie o.a. Concaro, 2004). In de natuur zouden deze waarschijnlijk nooit volwassen worden. Albino larven zijn zowel als larf, maar ook als volwassen dier veel gevoeliger voor ziektes en infecties. Dieren met kleurafwijkingen zijn bovendien waardeloos in programma’s die het behoud van soorten beogen. (Sommige liefhebbers vinden dit soort afwijkingen juist enorm leuk).
Ook worden er kromme of misvormde larven geboren. Vaak sterven die tijdens de opkweek. Sommige worden echter gewoon oud, maar ze planten zich meestal niet voort.
Ziektes
Huidproblemen kunnen ontstaan door nalatigheid in de verzorging. Met name als de dieren te nat worden gehouden.
Ook kan slechte hygiëne tot problemen leiden. De huid wordt dan donker en mat en de dieren vervellen slecht. Vaak helpt het grondig schoonmaken van het terrarium.
Ook de specifiek voor amfibieën gekende Chlamydia kan voorkomen (Amphibiichlamydia) (Martel et al., 2012). Dit kan tot hoge mortaliteit leiden, maar dat gebeurt meestal pas als de andere omstandigheden al slecht zijn, zoals te hoge temperaturen of te hoge luchtvochtigheid.
Aandoeningen die worden veroorzaakt door verkeerde voeding veroorzaken problemen met de verkalking van het skelet en worden nogal eens als “metabolic bone disease” aangeduid. Het probleem is dat de voederdieren, die aan salamanders gegeven worden, meestal op zich zo goed als geen calcium bevatten. Een tekort aan calcium en of vitamine D3 in de voeding geeft aanleiding tot onvoldoende verkalking van het skelet.
Het gevolg hiervan is dat de beenderen zacht worden als rubber of dat dieren misvormd raken. Bij salamanders ziet men vaak de verkorting van vooral de onderkaak of bultvorming in de wervelkolom. In uitgesproken gevallen kan een tekort aan calcium in het bloed (hypocalcemie) aanleiding geven tot krampen, incoördinatie, shock en acute sterfte.
Preventief is het erg belangrijk dat de voeding van jonge amfibieën voldoende met calcium aangevuld wordt. Bv. bepoederen van voedseldieren met een calciumhoudend mengsel en het voederen van een calciumrijk dieet aan voederinsecten. Dieren met verlammingsverschijnselen, die meestal te wijten zijn aan fracturen van de wervelkolom, kunnen het best geëuthanaseerd worden.
Als laatste moet natuurlijk nog de schimmel Bsal genoemd worden Batrachochytrium salamandrivorans. Zodra zich deze schimmel in gevangenschap gevestigd heeft kan dit zeer desastreuze gevolgen voor de hele collectie hebben. Aanbevolen wordt om elk verdacht dood dier uitgebreid te laten onderzoeken (Pasmans in Seidel & Gerhardt, 2016).
Referenties
Bogaerts, S., 2014. Meerjarige terrarium ervaringen met de Noord-Afrikaanse vuursalamander, Salamandra algira splendens. Lacerta 72 (5-6): 218-227.
Concaro, J.C., 2004. Elpahe 12: Zucht einer Albinoform von Salamandra salamandra terrestris (LACÉPÈDE, 1788) über 25 Jahre. Elaphe 12 (3): 28-34.
Klewen, R., 1985. Untersuchungen zur Ökologie und Populationsbiologie des Feuersalamanders (Salamandra salamandra terrestris Lacépède 1788) an einer isolierten Population im Kreise Paderborn. Abh. Landesmus. Naturk. Münster, 47: 1-51.
Kopp, M. & B. Baur, 2000. Intra- und inter-litter variation in life-history traits in a population of firesalamanders ((Salamandra salamandra terrestris). J. Zool., London, 250: 231-236.
Martel A., Adriaensen C., Bogaerts S., Ducatelle R., Haesebrouck F. & F. Pasmans, 2012. Novel Chlamydiaceae disease in captive salamanders. Emerging Infectious Diseases 18:1020-1022.
Pasmans, F., S. Bogaerts, H. Janssen & M. Sparreboom, 2014. Salamanders. Keeping and breeding. Terrarien Bibliotheek. NTV Verlag, Münster. ISBN 978-3-86659-265-0.
Reinhard, S., S. Renner & A. Kupfer, 2015b. Age and fecundity in Salamandra algira (Caudata: Salamandridae). Salamandra 51 (1): 19-24.
Schorn, S. & A. Kwet, 2010. Feuersalamander. Natur und Tier Verlag, Münster. ISBN 978-3-86659-156-1.
Seidel, U., Gerhardt, P. , 2016. The genus Salamandra – History · Biology · Systematics · Captive breeding. Edition Chimaira, Frankfurt am Main. ISBN 978-3-89973-523-9.
Spitzen-van der Sluijs, A. M., M. J. Gilbert, T. ter Meulen, S. Bogaerts, 2016. Kweekproject vuursalamander. Rapport 2014-082c. RAVON, Nijmegen.
Thiesmeier, B., 1990. Untersuchungen zur Phänologie und Populationsdynamik des Feuersalamanders (Salamandra salamandra terrestris Lacépède 1788) im Niederbergischen Land (BRD). Zool. Jb. Syst. Ökol. Tiere, 117: 331-353.
Actueel
De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming
Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…
Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen
Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…
Vuursalamander en veel zweefvliegen op punt van uitsterven: ‘rode lijst’ schetst zorgwekkend beeld
Het gaat niet goed met tientallen soorten zweefvliegen, reptielen en amfibieën in Nederland. Door stikstofneerslag, verlies van leefruimte, het gebruik…