Ervaringen in het houden en kweken met een aquatiele wormsalamander : Typhlonectes natans.
Inleiding
In juli ’94 zag ik bij een bevriende aquariumhandel een aantal ‘vers’ geïmporteerde wormsalamanders. Tussen de volwassen dieren zwommen 3 erg kleine dieren rond van ongeveer 10 cm. Bij navraag bleken dit jongen te zijn die geboren waren kort na aankomst. Aangezien de winkelier noch de tijd, noch de kennis had om ze op te kweken kreeg ik deze uiteindelijk cadeau mee naar huis. Na enig opzoekwerk kwam ik erachter dat het Typhlonectes natans waren.
Orde der wormsalamanders (Gymnophiona)
Naast de 2 amfibieën ordes Urodela ( salamanders) en Anura (kikkers en padden) bestaat er nog een derde minder gekende orde namelijk de Gymnophiona ( wormsalamanders). Door hun zeer verborgen levenswijze zijn deze dieren voor de wetenschap vrij lang onbekend gebleven. Voor de terrariumliefhebbers zijn ze dat eigenlijk nog steeds. Het is voornamelijk te danken aan de Amerikaanse herpetoloog Taylor dat de kennis omtrent deze orde zich op het einde van de jaren zestig sterk vermeerderde. Hij ontdekte een groot aantal nieuwe soorten uit Afrika en India en breidde deze orde uit van 117 tot 157 soorten. Ondertussen zijn enkele taxonomisch gegevens gewijzigd, toch blijft zijn boek ‘ The caecilians of the world’ (Taylor , 1968) nog steeds het standaardwerk. De studie van deze dieren is echter geen statisch gegeven : tot voor kort was Atretochoana Eiselti, een uitzonderlijke longloze Gymnophiona, bekend van 1 enkel specimen.
Als verspreiding beschikte men over geen exactere omschrijving dan ‘Zuid-Amerika’. In 1998 vonden Wilkinson, Sebben, Schwartz & Schwartz een tweede dier terug in een Braziliaans Museum. Het zal dus geen grote verassing zijn dat de ecologie van deze soort niet gekend is. Occasionele gevangenschap gegevens nog zeldzamer zijn. Zelf bezit ik naast de Typhlonectes natans nog over Herpele squalostoma en Ichthyophis kohtaoensis. Oa. Dr. M. Wilkinson (Engeland) en Dr. Himstedt (Duitsland)) bestuderen deze orde nog verder, terwijl D. Hofer uit Zwitserland als liefhebber reeds meer dan 20 jaren met deze dieren werkt. Het boek van Himstedt is overigens een zeldzame combinatie van een wetenschappelijke benadering gecombineerd met ecologische data en een leidraad tot het houden in gevangenschap. Van Ichthyopsis Kohtaoensis vind je er overigens een mooie ecologische benadering. Op het internet bestaat zelfs een heuse ‘ Caecilian website’ (peagreenboat@….), waar diverse liefhebbers met hun vragen terecht kunnen.
De naam ‘caecilians’ heeft er vroeger in Amerika reeds toe geleidt dat men de dieren omschrijft als ‘Sicilian worms’, wat uiteraard reeds tal van misverstanden heeft opgeroepen omtrent de oorsprong bij terrariumhouders. Dit heeft geleid tot daaruit voortvloeiende fouten in verzorging van deze dieren.
De meeste wormsalamanders zijn grijs, maar er bestaan ook enkele fraai gekleurde soorten zoals de totaal gele Schistometopum thomense of de blauwe Siphonops annulatus die tevens fel gele dwarsringen bezit. Sommige wormsalamanders zijn territoriaal. Van Schistometopum Thomsense is ondertussen geweten dat deze soort ook een gif afscheidt (D. Hofer, pers. comm). Deze soort werd overigens meerdere malen in gevangenschap nagekweekt.
De grootste groep van de wormsalamanders leven ondergronds. Het is dan ook niet verwonderlijk dat over de levenswijze van deze dieren weinig bekend is. Het geslacht Typhlonectes Is hierop (gelukkig) een uitzondering. Deze zijn nl. aquatiel, waardoor de dieren gemakkelijker bestudeerd kunnen worden. De familie waartoe ze behoren ( Typhlonectidae) noemen we in het Nederlands dan ook de waterbewonende watersalamanders. Het geslacht Typhlonectes is afkomstig uit Zuid-Amerika. De soort T. natans komt voor in Frans-Guyana.
Beschrijving
Als je de dieren oppervlakkig bekijkt denk je al snel met een aal te maken te hebben. Ze worden ook onder die naam tussen tropische vissen naar Europa geëxporteerd. De vergelijking met de aal is in feite zo gek nog niet. Bij beide dieren is de huid glad en slijmerig en de kleur grijsblauw. In tegenstelling tot de terrestrische (op het land levende) wormsalamanders ontbreken bij Typhlonectes de gevoelstentakels. Bij terrestrische soorten zitten deze tentakels ingeplant onder de ogen.
In tegenstelling tot de aal hebben wormsalamanders geen vinnen, niet op de kop, noch aan het staartuiteinde. Ook is er geen kieuwopening aanwezig, want deze dieren ademen door longen. Het staartuiteinde is van achteren gezien driehoekig. Hieraan heeft het dier zijn naam te danken, ‘compressi-cauda’ betekent nl. zo goed als ‘samengedrukte staart’. Aan de onderzijde ervan bevindt zich de typerende witte vlek met de geslachtsopening. De cloaca van de man is door een grote witte velk omgeven, bij de vrouwtjes is die veel kleiner. Verder heeft het lichaam donkere dwarsringen, waardoor ze op een groot uitgegroeide worm lijken (vandaar de naam wormsalamanders). Ze worden maximaal 45 cm.
Aquarium
Toen ik de 3 dieren kreeg waren zij slecht enkele dag oud. Bij de geboorte dragen de jongen op de achterzijde van de kop 2 witte kieuwen. Deze zien er uit als wit doorzichtige plastic zakjes. Na enkele uren of dagen vallen deze af. Terwijl deze gebruikt werden voor ademhaling in het moederlichaam, schakelen de dieren na geboorte over op longademhaling. Op de aanhechtingsplaats van de kieuwen kun je nog enkele weken een typisch witte ring zien. Mijn dieren bezaten deze witte ring nog toen ik ze kreeg. De dieren vereisen een verwarmd tropisch aquarium met een watertemperatuur tussen de 25 en 30°C.
Een goed filtersysteem is aan te bevelen. Het is het beste om geen sterke verlichting te gebruiken, omdat deze dieren vooral gedurende de schemering en ’s nachts actief zijn. Dat het gezichtsvermogen vrij slecht ontwikkeld is kan je zien als ze rondzwemmen. Ze zwemmen vrij voorzichtig langs de bodem (eerder glijdend), waarbij ze zich regelmatig aan hindernissen stoten. Als dat gebeurt, trekt de kop zich terug en kromt het voorste deel van het lichaam zich S-vormig. Daarna kiest de kop een andere richting en strekt het lichaam zich weer. Het achterlijf blijft bij deze beweging ongeveer op dezelfde plaats.
Bij een grote hindernis gebeurt het vaak dat zij er meerdere malen tegen botsen. Enkel wanneer de dieren nerveus en/of opgejaagd zijn zwemmen ze (wild) rond, hierbij kunnen ze dankzij hun afgeplatte staart een verbazend hoge snelheid halen. De dieren graven net als hun terrestrische tegenpolen ook graag in de bodem. Hiermee moet je dus rekening houden bij de plaatsing van de planten in het aquarium. In de natuur leven ze zelfs in holen langs de waterkant. De volwassen dieren verschuilen zich in mijn aquarium doorgaans in de biologische filter. Een stuk PVC-pijp (of omgekeerde bloempot) wordt graag als schuilplaats gebruikt. Ik houd de dieren samen met enkele tropische vissen oa. guppy’s en pantsermeervallen (Corydoras sp.). De vissen worden niet aangeraakt zelfs de jonge vissen niet.
Voedsel
Als voedsel geef ik ze regenwormen, gekookte visfilet, gepelde garnalen, kleine malse stukjes vlees, runderhart, mossels, watervlooien en muggenlarven. Ook zouden forelkorrels aanvaard worden (Preissner & Hoffmann, 1991), maar dat heb ik nog niet uitgeprobeerd. Er moet opgelet worden om deze dieren geen varkenslever te voederen : door spijsverteringsstoornissen kunnen de dieren hieraan sterven (J. Ikeda, pers. comm). De dieren worden twee- tot driemaal per week gevoederd. Het is verbazingwekkend hoe snel ze hun prooi weten te lokaliseren.
Bij het voeren met brokjes vis bleken ze telkens weer sneller ter plaatse te zijn dan de bodembewonende meervallen. Bij het verorberen van grote regenwormen merkte ik iets merkwaardigs op. De dieren draaien zich, als ze eenmaal een worm beet hebben, razendsnel om hun eigen as (in een schroefbeweging). Dit gebeurt zo snel dat hierdoor de beplanting van het aquarium losgerukt wordt. Bij een bevriend salamanderhouder, die deze dieren al langer houdt, werd een soortgelijk gedrag genoteerd bij het voederen met diepvrieskuikens. Door die draaiende beweging konden ze hiervan stukken afscheuren. Het is waarschijnlijk dat deze dieren in de natuur grotendeels aaseters zijn. Een veronderstelling die nog verder onderbouwd wordt doordat ze hun prooi duidelijker rieken dan zien. De vergelijking met de aal is dus nog zo slecht niet.
Kweek
Met deze soort is al gekweekt, zonder dat hiervoor speciale voorzieningen werden getroffen ( BILLO et al. , 1985; EXBRAYAT & DELSOL, 1985; KORBER, 1987; MURPHY et al. 1977). Typhlonectes natans is levendbarend en zet tot 7 jongen op de wereld. Deze kunnen over meerdere dagen gebaard worden. Belangrijk is wel om na de geboorte het water te verversen. E jongen ontlasten hun darmkanaal na de bevalling, wat in kleinere bakken wel tot sterke bevuiling kan leiden. In de herfst van ’99 werden mijn eerste 5 jonge dieren geboren. Deze werden zonder noemenswaardige problemen opgekweekt tot halfwas dieren begin lente 2000. Het is opmerkelijk dat de jongen gedurende de eerste maand steeds dicht bij het wateroppervlak vertoeven, naarmate ze groeien neemt dit duidelijk af. Om eventuele verdrinking te vermijden is het best de waterhoogte tot 60% van de totaallengte van de dieren terug te brengen. Zo kunnen ze steunend op de staart adem komen halen aan de oppervlakte.
Slotopmerkingen
De verzorging van deze dieren is vrij eenvoudig. Toch moet je rekening houden met de volgende zaken. Wormsalamanders zijn meester in het ontsnappen. Eenmaal uit het aquarium drogen de dieren snel uit en sterven. Een goede afdekruit verijdelt niet alleen ontsnappingen, maar zorgt er tevens ook voor dat de lucht boven de bak tochtvrij en warm is, net zoals in hun natuurlijke omgeving. De dieren halen aan het wateroppervlak adem, waarbij ze hun neus net eventjes boven het water uitsteken. Bij een koude en tochtige lucht is de kans op een longaandoening groot. Dit kan dodelijk zijn.
Let bij een eventuele aanschaf goed op een glanzende gladde huid. Dieren met witte puntjes op andere witte vlekken ( behalve aan de cloaca dan) kun je beter niet kopen. Deze zijn bijna zeker besmet met een of andere schimmel. Andere dieren die ik eerder aanschafte en die er ogenschijnlijk goed uitzagen, stierven bij mij binnen de week aan een schimmelinfectie. De schimmel kwma uiteindelijk van binnenuit de mond naar buiten toe. Mede door de vrij hoge watertemperaturen kan een dergelijke besmetting razendsnel gaan. Ik gebruikte voor die jonge dieren met goed gevolg ‘Ichto-cell’ van de firma HS products uit Nederland. Het betreft een schimmelwerend middel voor zoet- en zeewatervissen. Na een volledige waterverversing werd het middel volgens de op het flesje aangegeven dosering toegediend. Een week later waren de dieren weer tiptop in orde.
Deze wormsalamanders kunnen ook beter niet samengehouden worden met Afrikaanse klauwkikkers ( Xenopus sp.). De klauwtjes van deze kikkers kunnen kleine wondjes in de huid maken, die er toe leiden dat de dieren een schimmelinfectie oplopen. Om duidelijke redenen zou ik ze ook niet huisvesten in een aquarium met agressieve vissen zoals bvb. Cichliden.
Typhlonectes natans is een eenvoudig te verzorgen wormsalamander die aan de houder geen moeilijke eisen stelt en dus ook voor de beginnende liefhebber kan worden aanbevolen.
Dankwoord : Ik dank voor de aangeleverde informatie en bereidwillige medewerking : Henri Janssens, Daniel Hofer, Heinz Keller, Jun Ikeda & Serge Bogaerts.
Literatuur
Billo, R.R., J.O. Straub, D.G. Senn, 1985. Vivipare Apoda (Amphibia :
Gymnophiona), Typhlonectes Natans (Duméril & Bibron, 1841) :
Kopulation, Tragzeit und Geburt, Amphibia-Reptilia (6) : 1-9
Exbrayat J.M. & Delsol M., 1985. Reproduction and growth of Typlonectes
Compressicaudus – A viviparous Gymnophione, Copeia : 950-55
Hermann H.J., 1994. Amphibien Im Aquarium.
Himstedt Werner, 1996. Die Blindwuhlen (Westarp Wissenschaften)
Korber U., 1987. Nachzucht bei der Schwimmwuhle Typhlonectes Compressicaudus, DATZ : 368-370
Murphy J.B., H. Quinn,J.A. Campbell , 1977. Observations on the breeding habits of the Aquatic Caecilian Typhlonectes Compressicaudus, Copeia : 66-69
Preisser, B. & Hoffmann , 1991. Einige bemerkungen zur Ordnung Gymnophiona (Schleichenlurche), sowie zur Haltung von Typhlonectes Natans (Duméril & Bibron 1841) im Zoologischen Garten Dresden In : Herrmann H.J. (red.) Amphibienforschung und Vivarium. Naturhistorisches Museum Schloss Bertholdsburg, Schleusingen.
Taylor , E.H., 1968 The Caecilians of the world. University Kansas Press, Lawrence
Actueel
Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie
Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…
De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming
Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…
Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen
Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…