skip to Main Content

Sergé Bogaerts, 2002. Triturus marmoratus en Triturus pygmaeus Marmersalamanders pag. 29 -31; uit: BOUWMAN, A. S. BOGAERTS (samenstelling en redactie), 2002. Salamanders. Jubileumbundel. Uitgave: Salamandervereniging. ISBN 90-9016241-0.

Verspreiding

Triturus marmoratus. Foto: Henk Wallays

Naast de nominaatvorm van de Marmersalamander, T. marmoratus, is één ondersoort beschreven; T. m. pygmaeus. Onderzoek van GARCÍA-PARIS et al. (1993) wees uit dat er geen genetische of morfologische overlap plaatsvindt op de grens tussen beide ondersoorten (grofweg midden Spanje en Portugal). De zuidelijke vorm is daarom te beschouwen als een aparte soort, T. pygmaeus, de zuidelijke of Dwergmarmersalamander. In 2001 is dit formeel gepubliceerd (GARCÍA-PARIS et al., 2001). T. marmoratus komt voor in het zuidwestelijke deel van Frankrijk en in het noordelijke deel van Spanje en Portugal. T. pygmaeus komt voor in het zuidelijk deel van Spanje en Portugal.

Beschrijving

T. pygmaeus verschilt op een aantal punten van T. marmoratus. De belangrijkste verschillen zijn dat:

  1. T. pygmaeus kleiner blijft dan T. marmoratus. De grootste T. pygmaeus die ik had was 14 cm. T. marmoratus kan al gauw 16 cm meten,
  2. De buikzijde van T. pygmaeus heeft een rozig-witte ondergrond met daarop vele witte stipjes en enkele grote zwarte stippen, terwijl de buikzijde van T. marmoratus meestal een donkere ondergrond heeft met zwarte stippen en slechts enkele witte stipjes,
  3. De bovenzijde is bij T. pygmaeus vaak helder lichtgroen met daarop zwarte vlekken. Alleen bij dieren uit de provincies Cadiz, Huelva en Malaga is de bovenzijde zwart-bruin met een groene marmering. T. marmoratus is bijna altijd groen-zwart gemarmerd.

Mannetjes zijn bij beide ondersoorten eenvoudig van de vrouwtjes te onderscheiden. In het voortplantingsseizoen draagt het mannetje een zwart-witgeel gebandeerde kam. Buiten de voortplantingstijd is op het midden van de rug een zwart-witgeel gestreepte rugstreep over van de kam. Bij de vrouwtjes is de rugstreep meestal eenkleurig oranjegeel.

(Noordelijke) Marmersalamander, Triturus marmoratus (foto: Sergé Bogaerts).

Biotoop & leefwijze

T. marmoratus leeft, afhankelijk van het seizoen, in het water of op het land. De voortplanting vindt plaats in water, zoals bijvoorbeeld in bospoelen, drinkpoelen voor vee, sloten en langzaam stromende beken, bij voorkeur met begroeiing van waterplanten (GARCÍA-PARIS et al., 1993). De voortplantingswateren zijn vaak groter dan 2 bij 2 meter en meestal dieper dan 50 cm op de diepste plaatsen. Het landbiotoop kunnen loofbossen, kleinschalige landbouwgebieden of gebieden met struikbegroeiing zijn. Op het land wordt T. marmoratus soms op droge plaatsen aangetroffen.

De leefwijze van T. marmoratus is ongeveer gelijk aan die van T. pygmaeus. Alleen is er een groot verschil in het tijdstip dat de salamanders het water intrekken en zich voortplanten. T. pygmaeus verblijft in het water van het einde van de herfst tot in het voorjaar en plant zich in deze periode voort en houdt een zomerrust op het land. T. marmoratus verblijft van het vroege voorjaar tot in de zomer in het water. De voortplanting vindt in het voorjaar plaats en de salamanders overwinteren op het land. Dit is echter wel sterk afhankelijk van het gebied waar de dieren leven.

Ter illustratie is in een tabel weergegeven in welke periode de volwassen dieren zich in het water bevinden voor de voortplanting. Natuurlijk zijn dit gemiddelden en kan dit per jaar variëren. Dit heeft te maken met de klimatologische omstandigheden ter plaatse. Interessant is dat ook verschil in hoogte belangrijk is. In Noord-Portugal zijn dieren die op 1500 m hoogte voorkomen pas in mei in het water, terwijl dieren die een 10-tal kilometers daar vandaan op 550 m hoogte voorkomen in de herfst het water ingaan (CAETANO & CASTANET, 1993). Volledig aquatiele populaties zijn niet bekend. Slechts in de Serra de Sintra werden door MALMUS (1995), met uitzondering van de maand september, dieren het hele jaar in het water aangetroffen.

(Zuidelijke of) Dwerg-marmersalamander, Triturus pygmaeus (foto: Sergé Bogaerts).

Terrarium en aquarium

Zowel de Dwergmarmersalamander als de Marmersalamander kunnen in de periode dat ze op het land verblijven in een terrarium en in de aquatiele fase in een aquarium worden gehouden (BOGAERTS, 1995 & 2002). De minimum maten voor een terrarium voor een paartje zijn 40x20x20 cm (LxBxH). Op het land bewegen de dieren zich aanzienlijk minder en kunnen met minder ruimte toe. De bodem kan bedekt worden met een laag turfmolm of bosgrond uit loofbos. Hiervan wordt één gedeelte droog gehouden en het andere gedeelte vochtig. Op beide gedeelten worden stukken schors gestapeld, die als schuilplaats dienen. Het is handig een deel van de bodem onbedekt te laten. Hierop worden een voedselbakje en een waterbakje geplaatst. Het terrarium moet ontsnappingsvrij zijn, maar er moet ook voldoende ventilatie zijn. Een houten raam met gaas of brede glazen strips voorkomen dat de dieren langs de wanden eruit kunnen. De temperatuur mag in de zomer oplopen tot ruim 20°C. In de winter wordt T. marmoratus bij temperaturen tussen de 5-10 °C gehouden. T. pygmaeus mogen bij 10-15 °C worden gehouden, aangezien die zich in de winter voortplanten. Een aquarium van

60x30x30 cm blijkt geschikt om één paartje Marmersalamanders te huisvesten. Het aquarium kan het beste op een lichte maar niet zonnige plaats worden gezet bij een temperatuur van rond de 15 o C. Bij hogere temperaturen stoppen de dieren met voortplanten. De waterdiepte moet ongeveer 20 à 25 cm zijn. Het aquarium wordt ingericht met gestapelde platte stenen of scherven van bloempotten (schuilplaatsen) en waterplanten. In het aquarium moet altijd een klein landgedeelte aanwezig zijn, bijvoorbeeld een stukje drijvend kurkschors. Het water hoeft, indien er veel waterplanten inzitten, slechts voor de helft eens in de maand vervangen te worden.

Wanneer moet je salamanders nu naar het aquarium of terrarium verplaatsen? Dit vereist een beetje oefening. Maar er zijn een aantal zaken die je helpen. Na de winter- of zomerrust verschijnt er bij de mannetjes al vaak een dikke richel op de rug, waar zich later de kam gaat ontwikkelen. Ook de cloaca zwelt dan op. Dit is een teken dat de dieren klaar zijn voor de voortplanting. Vanaf dat moment kun je proberen of de dieren het water in willen gaan. In het terrarium zullen ze dan ook al vaker in het waterbakje gaan zitten. Je zet ze vervolgens op het landgedeelte in het aquarium en wacht een tweetal dagen.

Als de dieren niet het water in zijn gegaan plaats je ze terug in het terrarium en probeer je het een paar weken later nog eens. Omgekeerd geldt dit ook. Als de dieren het land op willen gaan ze vanzelf op het drijvend landgedeelte zitten. Als ze daar langer dan twee dagen op blijven wordt het tijd ze naar het terrarium te verplaatsen.

Onder: Land-water ritme bij Triturus marmoratus en Triturus pygmaeus op verschillende plaatsen in het verspreidingsgebied (gegevens afkomstig van persoonlijke waarnemingen en CAETANO & CASTANET, 1993).

Voedsel

Als de salamanders op het land verblijven kan het voedsel bestaan uit bijvoorbeeld regenwormen, meelwormen en krekels. De meelwormen en krekels worden gevoederd met verse groenten. Voor dat ze aan de salamanders worden aangeboden worden ze bepoederd met een kalk-, mineralen- en vitaminenpreparaat. In het water wordt meestal gevoederd met regenwormen, rode muggenlarven en incidenteel met Tubifex.

Van ei tot jonge salamander

Deze salamanders zijn onder de hierboven beschreven omstandigheden, tot voortplanting te brengen. Kort na de zaadoverdracht worden de eerste eieren afgezet. De eieren worden een voor een afgezet tussen dubbel gevouwen blaadjes van waterplanten. Geschikte waterplanten hiervoor zijn bijvoorbeeld Breedbladig waterpest (Elodea.sp.), Belgisch groen (Hygrophila sp.) en andere planten met een niet te hard blad.. Pas wel op voor platwormen (Planaria sp.) die eten graag salamandereitjes.

De helft van de eieren sterft af door een genetische afwijking (MACGREGOR & HORNER, 1980). Indien men jongen wil opkweken, kunnen de planten met eieren in een apart aquarium worden overgezet. Het aquarium kan er hetzelfde uitzien als dat van de ouderdieren. De larven kunnen na uitkomen worden gevoerd met watervlooien, later met bijvoorbeeld rode muggenlarven en Tubifex. Belangrijk is de grotere larven te scheiden van de kleinere, omdat de larven kannibalistisch zijn.

Tegen de tijd dat jongen metamorfoseren is het belangrijk dat ze het land op kunnen. Jongen van T. pygmaeus metamorfoseren bij een lengte van 3,5 à 4,5 centimeter en jongen van T. marmoratus metamorfoseren bij een lengte van 4,5 tot 6,5 centimeter (V. UCHELEN, 1985; GRÖSSE & KOEPERNIK, 1993). De jongen kunnen worden opgekweekt in kleine groepjes in mini-terraria alleen voorzien van wat vochtig tissue en wat gestapeld schors of in een groot terrarium ingericht met een laag vochtig tot nat wit zand en gestapelde stukken schors.

Gevoerd wordt in het begin vooral met fruitvliegjes en Tubifex. Als de dieren groter zijn kan er ook gevoerd worden met rode muggenlarven, kleine krekeltjes en stukjes regenworm. Al het voedsel wordt bepoederd met kalk en vitaminen. Na één jaar zijn de dieren, afhankelijk van de temperatuur, de hoeveelheid voedsel enzovoorts ongeveer 10 centimeter lang. T. pygmaeus kan zich bij een lengte van 7 cm. al voortplanten, dus na ongeveer een jaar. Bij T. marmoratus duurt het meestal twee tot drie jaar voordat ze volwassen zijn.

Baltsende Marmersalamanders, Triturus marmoratus (foto: Edo van Uchelen).

Summary

Triturus pygmaeus is a separate species from T. marmoratus. Most important differences are that adult T. pygmaeus are smaller than full grown T. marmoratus. Besides that there are some differences in coloration. The habitat preferences are generally the same for the two subspecies. However their breeding period differs. T. marmoratus mostly starts breeding in spring after a hibernation period whereas T. pygmaeus starts breeding in autumn after an aestivation period. For keeping this species I use a neighbouring aquarium and terrarium, and in addition some small rearing tanks. The terrarium comprises a substrate of peat with moss and cork bark. A part of the terrarium is kept moist. Also the aquarium is simply decorated with water plants and stones where the animals can hide. Important problems with the eggs are: 50 % of all eggs seems to die of a chromosomal failure, invertebrate enemies (flatworms) and fungus infections. The larvae are reared in separate tanks. Important is to refresh water and to redivide the larvae in groups of the same length (they eat each other!). The young newts can be reared in a large terrarium with a layer of damp to wet river sand or small gravel, and a small water part. It is furnished with a pile of pieces of bark. Particularly in the beginning fruit flies and their larvae are fed. All food is sprinkeld with a calcium, vitamin and mineral powder. Depending on food supply and temperature the animals can reach ten cm in length after one year. T. pygmaeus can breed already after one year, whereas T. marmoratus takes two minimally.

Literatuur

BOGAERTS, S., 1995. Over de Dwergmarmersalamander (Triturus marmoratus pygmaeus). Lacerta 53 : 179-186.

BOGAERTS, S., 2002. Der Zwergmarmormolch (Triturus pygmaeus) in Gefangenschaft. Sauria 24(2): 37-42.

CAETANO, M.H. & J. CASTANET, 1993. Variability and microevolutionary patterns in Triturus marmoratus from Portugal: age, size, longevity and individual growth. Amphibia-Reptilia 14: 117-129.

GARCIA-PARIS, M, P. HERRERO, C. MARTIN, J. DORDA, M. ESTEBAN & B. ARANO, 1993. Morphological charaterization, cytogenetic analysis, and geographical distribution of the Pygmy Marbled Newt Triturus marmoratus pygmaeus (Wolterstoff, 1905) (Caudata: Salamandridae). Bijdragen tot de Dierkunde, 63 (1) 3-14.

GARCIA-PARIS, M, B. ARANO & P. HERRERO, 2001. Molecular characterisation of the contact zone between Triturus pygmaeus and T. marmoratus (Caudata: Salamandridae) in central Spain and their taxonomic assessment. Rev. Esp. Herp. 15: 115-126.

GRÖSSE, W.R. & U. KOEPERNIK, 1993. Erfahrungen bei der aquatischen Haltung und Aufzucht von Molchen. Elaphe (N.F.) 1:8-11.

MACGREGOR, H.C. & H.A. HORNER, 1980. Heteromorphism for chromosome 1, a requiement for normal development in crested newts. Chromosoma 76:111-122.

MALKMUS, R., 1995. Die Amphibien und Reptielien Portugals, Madeira und der Azoren. Die Neue Brehmbücherei 621. Westarp Wissenschaften, Spektrum Akademischer Verlag.

UCHELEN, V. E., 1985. Voortplanting van de marmersalamander (Triturus marmoratus) in het terrarium. Lacerta 43 (4):72-7.

© Copyrights 2002 de Salamandervereniging, www.salamanders.nl. De Salamandervereniging staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, te Nijmegen, onder nummer 09126981.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer
Mannetje T. carnifex

Triturus carnifex (Laurenti, 1768)

De Italiaanse kamsalamander

Eerste beschrijving

LAURENTI, J.N.: Specimen medicum, exhibens Synopsin Reptilium emendatam com experimentis circa venena et antidota reptilium Austriacorum. Vienna (1768)

Kenmerken

Een grote watersalamander met een grote, brede kop en krachtige poten. De lengte van de mannetjes is gemiddeld 15 cm, terwijl vrouwtjes 18 cm lang kunnen worden. Oudere exemplaren kunnen echter aanzienlijk groter worden. De staart beslaat de helft van de totale lichaamslengte. Triturus carnifex is krachtig gebouwd. Over het algemeen bezit de soort 14 ribdragende wervels. De huid is op de rug en op de flanken met talrijke kleine wratten bezet. De dorsale kam van het mannetje begint op de kop en loopt tot aan de staartpunt met een inkeping ter hoogte van de staartwortel, en is hoog en onregelmatig gekarteld. De staart is afgeplat, met een nauwelijks gekartelde kam. De rugzijde is grijsbruin tot olijfkleurig, met duidelijk afgetekende donkere vlekken. Volwassen vrouwtjes vertonen een gele of bruine vertebrale streep, die bij jonge dieren felgeel gekleurd is. De flanken vertonen slechts enkele witte puntjes. De buik is meestal geel met vrij flets ogende grijze of zwarte vlekken. De keel is geel met zwarte vlekken of volledig zwart, in beide gevallen met talrijke witte punten. De staart van het mannetje vertoont een parelmoerachtige, blauwwitte streep. In de zogenaamde “Wolterstorff-index” bereiken de mannetjes de waarde 63,7 – 67,09 en de vrouwtjes de waarde 53,9 – 59,19.

Verschillen met nauw verwante soorten:

  • Triturus dobrogicus: Slanker en sierlijker. De keel is altijd zwart. Talrijke witte puntjes op de
    flanken.
  • Triturus cristatus: Slanker. De rug is zo donker gekleurd dat de zwarte vlekken nauwelijks
    opvallen. Eveneens talrijke witte puntjes op de flanken.
  • Triturus karelinii: Zeer krachtig gebouwd, met een grote en brede kop. De keel is geel
    gekleurd met zwarte hoekige vlekken. Weinig witte puntjes op de flanken.

Ondersoorten:

Op de Balkan is de ondersoort Triturus carnifex macedonicus beschreven (Karaman, 1922) met als terra typica Ohrid. De morfologische verschillen met de nominaatvorm zijn echter moeilijk vast te stellen en dit is in feite nauwelijks mogelijk bij individuele exemplaren.

Herkomst:

Terra typica restricta: Wenen, Oostenrijk (Mertens & Müller, 1928).
De soort leeft voornamelijk in de Alpen en ten zuiden daarvan tot in Calabrië. In het noordoosten wordt de zuidrand van de Bohemen bereikt. In oostelijke richting worden de Alpen gevolgd tot in hun uitlopers in de Pannonische vlakte. In Neder-Oostenrijk is sprake van een brede hybride zone waarin de soort samen met Triturus cristatus en Triturus dobrogicus wordt aangetroffen. In het zuidoosten bewoont de ondersoort Triturus carnifex macedonicus grote delen van het Balkan-schiereiland tot diep in Griekenland. Ook op het eiland Korfoe zou deze ondersoort voorkomen. Voorts bestaan op diverse plaatsen in Europa populaties van uitgezette exemplaren van Triturus carnifex die zich daar weten te handhaven. Hier is sprake van faunavervalsing.

Biotoop:

Triturus carnifex bezit van alle soorten binnen de kamsalamandergroep kennelijk het grootste aanpassingsvermogen. De soort is voor wat betreft de watersoorten waarin deze voorkomt aanmerkelijk minder kieskeurig dan de zustersoorten en accepteert ook kleinere en kunstmatig aangelegde waterpartijen als biotoop. Er worden evenmin bijzondere eisen gesteld aan de begroeiing van het water: de soort komt zowel in dichtbegroeide vijvers voor als in onbegroeide steengroeven. Net als de andere kamsalamanders vermijdt Triturus carnifex echter water waarin vissen voorkomen. Daar waar de soort concurreert met Triturus cristatus is Triturus carnifex in het voordeel, daar deze laatste minder hoge eisen stelt aan zijn leefomgeving. De eisen die de soort stelt aan zijn leefomgeving gedurende de terrestische fase zijn weliswaar nog niet afdoende onderzocht, maar ook in dit opzicht schijnt de soort flexibel te zijn. Gevarieerde landschappen hebben de voorkeur. Ook in agrarisch gebied komt de soort voor.

Voedsel:

Triturus carnifex maakt vooral grotere prooidieren buit. Zelfs volwassen kleine watersalamanders (Lissotriton vulgaris) en larven van de gewone pad (Bufo bufo) worden gegeten. Klompen kikkerdril worden bij gelegenheid genadeloos geplunderd. Ook worden in het water gevallen prooidieren buit gemaakt. Op het land worden voornamelijk regenwormen en slakken gegeten.

Voortplanting:

Tussen begin maart en begin april trekt Triturus carnifex naar het water om zich voort te planten. Vanaf het begin van deze periode zijn hierbij al vrouwtjes aanwezig, al zijn de mannetjes vroeg in het seizoen in de meerderheid. Wat later in het seizoen is de verhouding mannetjes/vrouwtjes weer gelijk. Hoewel de volwassen dieren in de regel in juli het water weer verlaten, blijven sommige exemplaren aanmerkelijk langer in het water. Sommige dieren leven zelfs geheel aquatiel.

Larve van Triturus carnifex. Foto door Henk Wallays

De balts verloopt volgens het patroon van de grote Triturussoorten. Slechts ongeveer 10% van alle paarpogingen eindigt daadwerkelijk met de succesvolle opname van een spermatofoor door het vrouwtje. Afhankelijk van het feit of de tot 40% niet succesvol afgezette spermatoforen niet op een andere wijze door de dieren worden gebruikt, bijvoorbeeld door deze te consumeren, betekent dit dat de overgrote meerderheid van de mannelijke voortplantingsproducten verloren gaat. In combinatie met een erfelijk defect, het zogenaamde “chromosoom-1-syndroom” , betekent dit dat er sprake is van een welhaast ongelooflijk inefficiënte manier van voortplanten.

Er worden maximaal 250 eitjes per vrouwtje afgezet. De larven komen, afhankelijk van de temperatuur, na ongeveer 20 dagen uit het ei. De larven, met opvallende lengtestrepen, metamorfoseren na 3-4 maanden. De meeste gemetamorfoseerde dieren verlaten het water, maar kunnen daar ook blijven, waarbij de verdere ontwikkeling in het water plaatsvindt. De dieren metamorfoseren bij een gemiddelde lengte van 60 mm. De geslachtsrijpheid wordt bereikt in 3-4 jaar. De mannetjes zijn iets eerder volwassen. De maximumleeftijd die de dieren in de vrije natuur bereiken bedraagt ongeveer 18 jaar.

Verzorging in het terrarium:

Deze forse dieren hebben een grote behuizing nodig. Daar Triturus carnifex geneigd is om tot laat in de zomer in het water te verblijven, kunnen de dieren relatief lang, tot begin augustus, in een aquarium worden gehouden. Gelet op het natuurlijke gedrag van afzonderlijke populaties, voornamelijk in laaggelegen gebieden, om zelfs permanent in het water te verblijven, kan geprobeerd worden om de dieren doorlopend in een aquarium te huisvesten. Hierbij moeten de dieren echter wel altijd de mogelijkheid hebben om het water te kunnen verlaten wanneer zij dat willen. Wanneer de dieren gedurende een aantal dagen achtereen het land opzoeken dan dient hen een aangepast verblijf aangeboden te worden, hetzij in de vorm van een landsalamanderterrarium of, nog beter, in de vorm van het landgedeelte van een aquaterrarium.

Witte vorm van T. carnifex. Foto door Henk Wallays

Daar Triturus carnifex ook in onbegroeide waterpartijen voorkomt, is het niet noodzakelijk om waterplanten als afzetsubstraat voor de eitjes aan te bieden. Het gebruik van kunstmatige afzetsubstraten kan nuttig zijn, gelet op de verwachte 50% sterfte van embryo’s en de daaruit volgende vervuiling van het water. Van kunstmatige substraten kunnen de afgestorven eitjes meestal eenvoudiger verwijderd worden en deze substraten hebben ook niet te lijden onder schimmelwerende middelen.

De waterstand in het aquarium moet minstens 30 cm bedragen. De grote voedselbehoefte van de dieren en hun snelle stofwisseling maken filtering en een regelmatige gedeeltelijke verversing van het water noodzakelijk. Als er geen waterplanten gebruikt worden kan van kunstmatige verlichting van het verblijf worden afgezien zolang er voor gezorgd wordt dat er genoeg daglicht in de bak schijnt, zodat de dieren de veranderingen in daglengte gedurende het jaar waar kunnen nemen.

De gunstigste temperatuur schommelt tussen 16 ° C en 18 ° C, waar Triturus carnifex aanzienlijk grotere temperatuurschommelingen verdraagt dan bijvoorbeeld Triturus cristatus, aangezien de soort ook in kleine, ondiepe waterpartijen voorkomt. Daar de dieren meestal dicht in de buurt van water blijven, zijn de landbiotopen waar ze verblijven vaak zeer vochtig. In gevangenschap mag het terrarium of het landgedeelte dan ook nooit helemaal uitdrogen, maar moet regelmatig goed bevochtigd worden. Afhankelijk van hun herkomst kunnen de dieren in de zomer hogere temperaturen tot 22 ° C verdragen.

Gedurende de periode van november tot half maart kunnen de dieren overwinteren bij een temperatuur van 4 -5 ° C. Ook dieren die in het water verblijven worden voor de overwintering bij voorkeur uit het water gehaald en kunnen dan in bijvoorbeeld de koelkast overwinteren, dit daar het in technisch opzicht lastig kan zijn om dergelijke lage temperaturen gedurende langere tijd in een aquarium te realiseren.

Als voedsel zijn voornamelijk de grotere prooidieren geschikt: regenwormen, wasmotrupsen, vliegenmaden, meelwormen en krekels. Kunstmatig voer of bevroren voedseldieren worden over het algemeen slecht geaccepteerd.

Voortplanting in het terrarium:

Een optimale verzorging in het voorafgaande seizoen is van essentieel belang om de dieren tot voortplanting te laten komen. Een winterslaap is noodzakelijk, evenals een ruim aquarium met schoon, zuurstofrijk water. Na een succesvolle paring beginnen de vrouwtjes de volgende dag met het afzetten van de eitjes. Als gevolg van het bovengenoemde “chromosoom-1-syndroom” zal, zoals gezegd, tenminste 50% van de eitjes afsterven. Deze afgestorven eitjes zullen snel verschimmelen, waarbij het gevaar bestaat dat aanvankelijk gezonde en levensvatbare eitjes eveneens worden aangetast. Het is daarom raadzaam, de eitjes uit het aquarium te verwijderen en in aparte bakjes op te kweken. Hierbij kan een mild schimmeldodend middel te worden gebruikt, bijvoorbeeld methyleenblauw in halve dosering.
Ook gelet op het feit dat de ouderdieren er niet voor terugdeinzen om hun eigen eitjes te consumeren is het aan te raden om de eitjes uit het aquarium te verwijderen.

Ontwikkeling in het terrarium:

De larven hebben wanneer zij uit het ei komen een lengte van 10 mm en hangen met hun hechtdraden aan planten of een ander substraat. De eerste dagen leven de larven van hun duidelijk zichtbare dooiervoorraad. Na zes tot zeven dagen later beginnen ze zelf voedsel tot zich te nemen. Als eerste voedsel kunnen cyclops- of artemianaupliën dienen. Deze voeding kan worden gegeven tot de larven een lengte van 15-20 mm hebben bereikt, waarna op grotere voedseldieren kan worden overgegaan (daphnia, tubifex, muggenlarven, enchytreëen).

Aangezien de larven kannibalistisch zijn, dienen de grotere larven te worden gescheiden van de kleinere exemplaren. Om de waterkwaliteit op peil te houden is het aan te bevelen om te zorgen voor filtering, doorluchting en regelmatige verversing van het water.

Na drie maanden metamorfoseren de dieren bij een lengte van 50-60 mm. In deze fase zullen de meeste dieren aan land wensen te gaan. Er dient daarom zorg voor te worden gedragen dat de dieren makkelijk het water kunnen verlaten, om zo verdrinking te voorkomen. Dieren die in dit stadium in het water blijven kunnen daar verder verzorgd worden.

Literatuur

Mertens, R. L. Müller (1928): Liste der Amphibien und Reptilien Europas. Abh. Senkenberg. Naturf. Ges., 41: 1-62

Oorspronkelijke versie: http://www.salamanderland.at/Artenliste/T.carnifex/TRITURUS_CARNIFEX.htm

Nederlandse vertaling door Etienne du Celliée Muller, februari 2009.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Omschrijving

Taricha granulosa is een grote watersalamander uit het westen noord-amerika, hij komt voor van het zuiden van Californie tot in het noordelijke USA en dan verder tot in Alaska. Taricha granulosa is een grote salamander welke sterk aan water is gebonden.De dieren bereiken een lengte van gemiddeld 14 tot 18 cm.

Taricha granulosa. Foto door Henk Wallays

Ze hebben een bruine bovenzijde en een gele onderzijde, om deze reden wordt dit soort ook wel Geelbuiksalamander genoemd. Daarnaast wordt deze salamander ook wel Ruwe salamander genoemd vanwege de sterk korrelige huid. De geslachten zijn moeilijk te onderscheiden buiten de paartijd. In de paartijd is goed te zien dat mannen een langere staart hebben in verhouding. Tevens zijn ze duidelijk krachtiger gebouwd en hebben een verhoogde vinzoom waardoor de mannen een sterk verhoogde afgeplatte staart hebben. Mannen ontwikkelen vaak donkere flanken in deze periode. Vrouwtjes dikken aan en worden duidelijk ronder.

Huisvesting

Taricha granulosa is een soort welke sterk aan water gebonden is. Daardoor behoeven ze een bak waarvan het oppervlak minimaal twee-derde water bevat. Het waterpeil is enigszins onbelangrijk, wel is het van belang om minimaal 10 cm water te hebben zodat de dieren een fatsoenlijk zwembassin hebben. Een hoger waterpeil kan altijd, zolang er maar een stuk land beschikbaar is.

In het water kunnen waterplanten gezet worden waar ze tussen door kunnen zwemmen en kruipen. Waterpest, javavaren, javamos, mosballen en saggataria zijn onder andere prima planten voor Taricha granulosa
Een landgedeelte is ook belangrijk, aangezien ze van tijd tot tijd op het land willen vertoeven, voornamelijk wanneer temperaturen zomers relatief hoog zijn of in de winter tijden onder de 10 graden celsius kunnen komen te liggen, maken ze vaker gebruik van het land. Verstopplekken op het land zijn belangrijk zodat de dieren zich kunnen terugtrekken wanneer ze op het Land zijn en stress voorkomen kan worden.

Een koppel of trio heeft een aquarium nodig van minimaal 60 x 30 cm.Stroming houdt Taricha granulosa niet van, aan te raden is een kleine filterpomp met een minimaal of gecompenseerd spuitvermogen om het water schoon te houden. Wanneer de dieren gehouden worden in een koude kamer met ramen voor de lichtinval dan krijgen ze de seizoenen voldoende mee. De lichturen en de temperaturen van ons Nederlands klimaat is dan voldoende stimulans om deze soort aan te zetten tot voorplanting.

Voeding

Taricha granulosa is een salamander die in vergelijking met andere soorten zoals Triturus-soorten, alleen klein voedsel accepteert. Ze eten graag muggenlarven, tubifex, kleine wormen en pinkie-maden. T.granulosa eet naast dat alles ook graag vers gelegde eitjes van het eigen soort, niet onbelangrijk om te weten. Qua lengte van de wormen kun je aanhouden dat twee maal de lengte van de kop de maximale lengte is . Groter zullen ze wel pakken incidenteel, maar alleen als de honger groot is en de dieren dus afwijken van een gemiddelde voer voorkeur. Ideaal zijn wormen(Dendrobena) die qua grote/lengte tussen één maal en twee maal de koplengte zit.

Kweken

Taricha granulosa kweekt doorgaans in het voorjaar, van het vroege januari tot aan begin april. Stimulering van paargedrag kan worden gedaan door het waterpeil een stuk te verhogen en het landoppervlak te vervangen door waterplanten die aan het wateroppervlak hangen waar de dieren op kunnen rusten met hun kop buiten het water.

De paringen kunnen al vanaf september waargenomen worden. Bij de paring omklemd de man de vrouw door boven op haar rug te liggen en met de voorpoten stevig de borst te omklemmen. De man heeft in zijn kin een klier, tijdens de omklemming probeert de man zijn kin tegen de neus van de vrouw te drukken om zodoende de vrouw te stimuleren en aanzetten tot de paring. Zoals Triturus-soorten dit doen door een open cloaca en waaieren met de staart zo doet de Taricha dit dus op geheel eigen wijze. Het is aan te raden om niet meer dan per 1 of 2 vrouwen niet meer dan 1 man samen te houden. Aangezien het omklemming gedrag van de mannen zo fanatiek en veel gebeurd dat meerdere mannen een vrouw zouden kunnen uitputten en doen sterven.

Een aantal mannetjes verwikkeld tot een bal. Foto: Henk Wallays

Nadat de vrouw ontvankelijk is voor de daadwerkelijke paring zet de man een spermapakket af op de bodem van het aquarium waarna de vrouw het opneemt met haar cloaca. Wanneer de temperatuur enkele weken tot maanden beneden de 16 graden celsius is geweest, tot een graad of 8 celcius maximaal, dan zullen, wanneer de temperatuur weer stijgt naar 16 graden celsius, de eitjes gelegd worden. Een extra prikkel om het vrouwtje aan de leg te krijgen is het verschonen van het aquarium. Mocht één waterverversing van twee/derde van het water, niet afdoende zijn, dan kan het wellicht helpen om enkele malen in de komende dagen één/derde van het water te verversen.

Opkweken van larven en juvenielen

In de natuur leven de larven voornamelijk in stilstaande of langzaam bewegende wateren. Opkweken van de larven is niet ingewikkeld. Een bak met water voldoet voor deze larven, ik doe er altijd een streng waterpest bij en een klein handje grind in een hoek van de bak. Het grind is een toevluchtshaven voor tubifex, het blijft erin langer leven, de larven kunnen in het grind altijd tubifex vinden. Daarnaast zal een klein handje grind uit een goed lopende bak helpen om het bacteriële leven in de bak op gang te brengen om zo “gezond” water te krijgen. (Tip van Frank Pasmans)

De eerste dagen zullen de larven geen voer accepteren, na een aantal dagen zullen de larven pekelkreeftjes gaan accepteren, tevens voer ik ze al snel fijngesneden tubifex of enchytreeen. Om het water schoon te houden is het belangrijk regelmatig dan niet dagelijks niet gegeten voer uit de bak te verwijderen. Extra licht heb ik de larven nooit gegeven, een inval van zonlicht is voldoende. Elke week een derde van het water verversen zorgt dat het water niet teveel vervuild. Larven heb ik altijd tussen 14 en 21 graden opgekweekt.

Zodra de larven gaan metamorfoseren is het tot nu toe moeilijk gebleken ze op te kweken. Inmiddels is mijn ervaring dat het aquatiel opkweken (ervaringstip van Jef Janssens) het minste tot uitval leidt. De jonge dieren kunnen in een aquarium gehouden worden met een waterstand van bijvoorbeeld 20 cm. Waterplanten dienen als rustplek om het hoofd boven water te houden. De juvenielen van dit soort hebben enkele jaren nodig om geslachtsrijp te worden, in de natuur 4 tot 6 jaar, in gevangenschap lijkt het dat 3 jaar zeker nodig is en 4 jaar vaker toereikend is.

Disclaimer: Deze caresheet is gebaseerd op persoonlijk ervaring en niet per definitie de enige waarheid over het verzorgen en kweken met dit mooie soort.

Geschreven door Hugo Sengers.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Inleiding

uit: BOUWMAN, A. S. BOGAERTS (samenstelling en redactie),
2002. Salamanders. Jubileumbundel.
Uitgave: Salamandervereniging. ISBN 90-9016241-0.

In de zoölogie worden af en toe namen uit de Griekse godenwereld gebruikt zoals Triton en Oedipeus voor bepaalde salamandersoorten. Het genus Siren is genoemd naar de sirenes, half vrouw half vogel, die met hun gezang Odysseus probeerden te verleiden. De Sirenidae vormen een kleine primitieve salamanderfamilie met slechts twee genera en vier soorten, n.l. de Zuidelijke dwergsirene, Pseudobranchus axanthus Netting & Goin, 1942, de Noordelijke Dwergsirene, P. striatus Le Conte, 1824, de Grote Sirene, Siren lacertina Linné, 1766, en de Kleine Sirene, S. intermedia Barnes, 1826, die ik hier nader wil voorstellen.

Siren intermedia. Foto door Pierson Hill

S. intermedia komt voor in de Noord Amerikaanse staten tussen Virginia en Florida en westwaarts tot in Zuid Texas en het Noordoosten van Mexico (PETRANKA, 1998). Deze salamanders leven in een grote variëteit van permanente of tijdelijke poelen, kreken, kanalen, moerassen, meren en dergelijke waterpartijen. De Kleine Sirene is plaatselijk vrij algemeen doch is weinig bekend bij de Europese salamanderliefhebbers omdat deze dieren hier vrijwel nooit aangeboden worden.

Beschrijving

S. intermedia heeft een aalvormig lichaam met zeer kleine doch goed functionerende voorpootjes. Achterpoten ontbreken en er is zelfs geen spoor van het achterbekken wat een uniek fenomeen is bij salamanders. De afgeplatte kop is vrij klein ten opzichte van het lichaam. De mond is gesitueerd aan de onderzijde van de kop, de ogen zijn klein en de uitwendige kieuwen zijn sterk vertakt doch vrij kort. De voorpoten bezitten vier tenen. Het lichaam is sterk gespierd. De staart heeft een vin welke de salamanders in staat stelt zeer vlug en krachtig door het water te zwemmen. De rugkleur bij adulte dieren varieert van olijfgroen tot blauw grijs en bruinzwart. De buikzijde is meestal lichter gekleurd. Minder donkere exemplaren hebben veelal een massa zwarte vlekjes op de rug en flanken. Juveniele dieren hebben een driehoekige gele vlek (band) aan de zijkant van de kop die gesitueerd is tussen de neus en de basis van de kieuwen.

Uitwendig kan men de geslachten moeilijk onderscheiden. Mannetjes bezitten zware massieve spieren aan de zijkanten van de kop waardoor deze gezwollen overkomt in vergelijking met de kop van vrouwtjes (GODLEY, 1983). De lengte van volwassen dieren varieert tussen de 18 en 69 cm, afhankelijk van de ondersoort. S. i. texana is de grootste ondersoort. S. i. nettingi groeit tot een halve meter en S. i. intermedia bereikt een lengte van circa 38 cm. De huid van S. intermedia is extreem glad en slijmerig waardoor het onmogelijk is de salamanders met de blote hand vast te houden. Deze huidafscheiding is echter relatief onschuldig en dit is ook een ongewoon verschijnsel bij salamanders, die zich meestal door gif afscheidende huidklieren beschermen tegen vijanden. Ze hebben dan ook een ander verdedigingswapen. Sirenen kunnen hard en gemeen bijten! Volledig ten onrechte worden ze hierdoor in de Verenigde Staten soms aangezien als giftig.

S. intermedia in het aquarium

Men heeft geprobeerd onder laboratorium omstandigheden neotene salamandersoorten tot metamorfose te transformeren door inspuiting van het schildklierhormoon thyrocine. Dit gaf echter geen resultaat bij Siren sp., Necturus maculosus (Mudpuppys), Proteus anguinus (Olm) en Haideotriton wallacei (grotten-salamander).

Vanwege hun levenswijze hebben S. intermedia geen behoefte aan land zodat we ze in een aquarium kunnen houden. Gezien de afmetingen van deze salamanders moeten ze gehuisvest worden in een vrij omvangrijk aquarium, m.i. ten minste drie maal de lengte van de exemplaren. De watertemperatuur mag variëren van circa 12°C in de winterperiode tot circa 25°C gedurende de zomermaanden. CAGLE & SMITH (1939) maken echter melding van 138 exemplaren die in januari zijn verzameld bij een watertemperatuur van 1°C.

Deze salamanders kan men zowel in een binnen als buitenaquarium houden. Bij de laatste situatie moet men de dieren gedurende de winterrust de kans geven zich in te graven. Tijdens de zomermaanden kan men de bak afdekken om rechtstreeks contact met zonlicht te vermijden. Het aquarium kan men inrichten met fijnkorrelig rivierzand, enkele grote stukken kienhout en een massa waterplanten. S. intermedia is in gevangenschap zeer gemakkelijk te voeden omdat ze bijna alles eten. Sinds lang weet men dat Siren ook plantaardig materiaal opslokken (DUNN, 1924; FREYTAGS, 1938). Dit fenomeen kan men in het aquarium duidelijk waarnemen. Zowel rotte bladeren van waterplanten als jonge bladknoppen en zelfs algen worden gretig verorberd, hoewel niet dagelijks. Ik heb herhaaldelijk geobserveerd dat S. intermedia nauwelijks verteerd plantaardig materiaal uitscheiden. Men is er echter nog steeds niet uit of dit gedrag al dan niet een digestieve bedoeling heeft!

Het hoofdvoedsel is uiteraard dierlijk en dit is een zeer gevarieerd menu. Het volgend dierlijk voedsel wordt door mijn Kleine sirene geaccepteerd: zoetwaterslakken, aquatiele insecten en hun larven, waterpissebedden, regenwormen, dode garnalen, gekookt mosselvlees, garnaal en viseitjes, kleine visjes en eiwit van hardgekookt ei. Iedereen die ooit een aquarium heeft gehad heeft wel eens een enorme uitbreiding van zoetwaterslakken meegemaakt. Het is dan ook leuk om vast te stellen dat Sirenen verlekkerd zijn op deze mollusken en het aquarium in een mum van tijd slakkenvrij maken.

Bij een vrij jong exemplaar van S. intermedia van nauwelijks 10 cm heb ik éénmaal een eigenaardig en interessant voedingsgedrag waargenomen. Bij het voederen van een circa 4 cm lange regenworm, werd deze door het diertje opgeslokt en nauwelijks een halve minuut later via de cloaca levend uitgescheiden! In de literatuur is er over dergelijk gedrag niets beschreven doch lijkt het erop dat Sirenidae een vrij primitief darmkanaal bezitten. Aquatiele salamanders sporen hun prooi op door middel van reuk en smaak, mechano- en elecroreceptoren (SULLIVAN ET AL., 2000). Bij siren zijn het vooral reuk en smaak (Chemoreseptoren) die een belangrijke rol spelen bij het ontdekken van een prooi.

Door hun kleine ogen is hun zicht erg beperkt. In de natuur leven deze salamanders in zeer dicht beplante waterpartijen en zijn voornamelijk nachtaktief en hierdoor is het visuele zintuig weinig belangrijk. Wanneer S. intermedia zich in een aanzienlijke prooi heeft vastgebeten draait hij zich bliksemsnel rond zijn eigen as en maakt het slachtoffer geen schijn van kans. Het is niet ongewoon S. .intermedia (net zoals sommige andere salamanders) volledig vasten voor een aantal maanden, meestal tot kort voor een regenperiode (GEHLBACH ET AL., 1973). Dieren die vasten hebben een lager hartritme en minder behoefte aan zuurstof dan aktief etende dieren.

Het bijtgedrag bij salamanders heeft een drietal belangrijke potentiële bedoelingen: het verschalken van een prooi; verdediging tegen predatoren en het stimuleren van de partner gedurende voortplantingsperiode. Bij S. intermedia spelen twee factoren een rol bij het bijtgedrag tegenover soortgenoten n.l. als stimulans van de partner tijdens de balts en als uiting van (dood)angst (FAUTH & RESETARITS, 1999). In gevangenschap zijn de dieren vrij tolerant tegenover elkaar en slechts tijdens het voeren wordt af en toe naar elkaar gebeten, echter zonder verwondingen toe te brengen. In hoeverre Sirenidae andere salamandersoorten tolereren is mij niet bekend. GOTHARD (1910) hield diverse salamanderssoorten samen met Sirenidae in een aquarium waarbij de dieren elkaar volledig negeerden (hij vermeldde echter niet om welke salamandersoorten het ging!).

Alle soorten uit de familie Sirenidae graven zich geregeld in (FREEMAN,1958). In een goed beplant aquarium heeft S. intermedia blijkbaar deze behoefte niet. Wanneer men nu Sirenidae in een onbeplant aquarium voorzien van een bodemsubstraat plaatst graaft het dier zich bijna onmiddellijk in waarbij slechts de kop zichtbaar blijft.

S. intermedia komt met de klok van de regelmaat luchthappen aan het wateroppervlak, ongeveer twee maal per uur bij een watertemperatuur van 12°C terwijl dit om de 5 minuten plaatsvindt bij een watertemperatuur van 25°C. Het is vooral voor en nadat S. intermedia aan het wateroppervlak komt dat men soms klikgeluidjes kan waarnemen. Wanneer de salamanders onder een stress situatie komen te staan laten ze een zacht gehuil horen. Sirenidae produceren dan ook de grootste variëteit aan geluiden in de salamanderwereld (BARTLETT 1993). Het geluid dat de S. intermedia voortbrengt is echter beperkt en kan een rol spelen bij het verdedigen van een schuilplaats (PETRANKA, 1998).

Hoewel ik zelf nooit gekweekt heb met deze salamanders heb ik enkele schaarse literatuurgegevens gevonden omtrent de voortplanting. S. intermedia is na het tweede levensjaar geslachtsrijp en de paring begint rond februari tot juli (HERRMANN, 1994). PETRANKA (1998) meldt evenwel dat zuidelijke populaties vroeger beginnen met de eiafzetting dan hun noordelijke soortgenoten maar het vind meestal plaats tussen december en april. De enige melding van een legsel van S. intermedia werd beschreven door GODLEY (1983) De twee legsels, met respectievelijk 206 en 381 vergevorderde embryo’s werden gevonden in een kanaal in Zuid-Florida, vier meter van de oever in water van 35-40 cm diep. Eén eimassa had de omvang van 65×60 mm. Het paringsgedrag blijft echter onbeschreven maar is waarschijnlijk een complex gedrag van hofmakerij, bevruchting en broedzorg (GODLEY, 1983).

Nawoord

S. intermedia zijn raadselachtige salamanders die door hun unieke levenswijze en complexe ecologie meer belangstelling verdienen dan ze momenteel krijgen. Er valt nog heel wat te ontdekken, zowel voor de herpetoloog, de herpetoculturist als voor de gewone salamanderliefhebber, omtrent deze amfibieën. De eerste electroforetische en karyologische gegevens wijzen er op dat het genus Siren meer soorten omvat dan momenteel is aangenomen De beschrijving van nieuwe soorten worden in de nabije toekomst verwacht (PETRANKA, 1998).

Summary

S. intermedia is found in North America between Virginia and Florida, west wards to south Texas into the north east of Mexico. It is found in a great variety of permanent or temporary waters, like canals, ponds, pools, marshes, lakes etc. Although it is locally not rare, in Europe they are almost never kept. S. intermedia has an elongated body with only two small, good functioning, front limbs with four toes. It has gills and a long and flattened head. The dorsal colour varies from olive green to blue grey. The belly is lighter coloured. Males has more massive heads than females. Maximum total length is 69 cm. Adults can bite fiercely. Animals must be kept in a large aquarium. Water temperature may vary form 12°C (winter) to 25°C (summer). Lots of water plants, a sandy bottom and some pieces of wood make out the furniture of it. S. intermedia is easy fed as it even feeds on dead preys which they find with their well developed sense of smell. They are very fond of snails. Although the author never reproduced this species he mentions some hints out of literature. The animals seem to produce a clutch of eggs (200-381 eggs). These interesting salamanders should be kept more to discover more about breeding behaviour of which hardly anything is known.

Literatuur

BARTLETT, R.D., 1993. Mud-Eels in the Home Aquarium. Tropical Fisch Hobbyist (12), 148-156.

CALGE, F. & SMITH, P.E., 1939. A winter aggregation of Siren intermedia and Triturus viridescens. Copeia, 232-233.

DUNN, E.R., 1924. Siren, a herbivorous salamander? Science (59), 145.

FREEMAN, J.R., 1958. Burrowing in the salamanders Pseudobranchus striatus and Siren intermedia. Herpetologica (14), 130.

FREYTAGS, G.E., 1938. Fressen Molche Vegetabilien? Blatter fur Aquarien und Terrarienkunde (49), 124-125.

FAUTH, J. & RESETARITS, W., 1999. Biting in the Salamander Siren intermedia: Courtship component or agonistic behaviour? Journal of Herpetology (33), 493-496.

GEHLBACH, F.R., GORDON, R. & TORDAN, J.B., 1973. Aestivation of the Salamander Siren intermedia. The American Midland Naturalist (89), 455-463.

GODLEY, 1983. Observations on the courtship, nests and young of Siren intermedia in southern Florida. Am. Midl. Nat. 110 (1): 215-219.

GOTHARD, VON A., 1910. Einige Beobachtugen uber Siren lacertina. Blatter fur Aquarium- und Terrariumkunde (21), 610-611 & 625-626.

HERRMANN, H.J., 1994. Amphibien im Aquarium. Ulmer, Stuttgart.

PETRANKA, J.W., 1998. Salamanders of the United States and Canada. Smithsonian Institution Press.

SULLIVAN, A., FRESE, P.W. & MATHIS, A., 2000. Does the aquatic salamander Siren intermedia respond to chemical cues for prey? Journal of Herpetology (34/4), 607-611.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Huisdierenbijsluiter van de Spaanse ribbensalamander op LICG.nl

Naast ons eigen caresheet op deze site, staat op de website van het LICG (Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren) ook een uitgebreide huisdierenbijsluiter voor het houden van de Spaanse Ribbensalamander.

Deze bijsluiter is naar onze mening een waardevolle aanvulling op onderstaande tekst en kan bekeken worden door op het plaatje links te klikken.

Bron: LICG

Beschrijving

Ad Bouwman, 2002. Pleurodeles waltl – Spaanse Ribbensalamander. pag. 19-20; uit: BOUWMAN, A. S. BOGAERTS (samenstelling en redactie), 2002. Salamanders. Jubileumbundel. Uitgave: Salamandervereniging. ISBN 90-9016241-0.

Groep Pleurodeles waltl. Foto: Céline Guillemin

De Spaanse Ribbensalamander, Pleurodeles waltl, is een van de grootste salamanders van Europa en kan een lengte bereiken van 312 mm (mannetjes) en 286 mm (vrouwtjes) (SALVADOR & GARCIA-PARIS, 1999). Het lichaam is zwaar gebouwd. De huid is ruw en de kop is breed en sterk afgeplat. De staart is in doorsnede plat en minstens even lang als de kop en het lichaam samen.

P. waltl is enigszins variabel van kleur. De bovenzijde kan grijs bruin of grijs geel tot olijfgroen zijn met donkere vlekken. De onderzijde is gewoonlijk witachtig, geelachtig of grijs gekleurd met een donkere tekening of vlekken. Op de flanken bevinden zich acht tot tien oranjeachtige of gele knobbels, die met de uiteinden van de ribben corresponderen. De ribben zijn niet naar beneden maar naar boven gebogen en de uiteinde van de ribben kunnen soms door de huid heen steken.

De onderkant van de staart is oranjeachtig. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden door een minder zware lichaamsbouw en een langere staart. In paarstemming verkerende mannetjes hebben zwarte copulatieborstels aan de binnenzijde van hun voorpoten en een opgezwollen cloaca. De hoogte van de vinzomen onder en boven de staart variëert bij de beide geslachten maar zijn bij in paarstemming verkerende mannetjes meer ontwikkeld.

Verspreiding

De Spaanse Ribbensalamander komt voor op het Iberisch Schiereiland (Spanje en Portugal), met uitzondering van het noorden en oosten, en in noordelijke en westelijke gebieden van Marokko.

Biotoop en levenswijze

P. waltl komt voor in stilstaande en langzaam stromende watertjes. Ook komen deze salamanders voor in tijdelijke poeltjes. Als deze in de zomer opdrogen trekt P. waltl zich terug in spleten in de bodem, onder stenen of op andere geschikte plaatsen. P. waltl is een veel in het water verblijvende salamander die soms, vooral in de zomer, de neiging heeft het water te verlaten (SALVADOR & GARCIA-PARIS, 1999).

Huisvesting

Gezien de afmetingen die P. waltl kan bereiken en de levenswijze, moeten deze salamanders in een ruim aquarium worden gehuisvest, waarin voldoende zwemruimte aanwezig is en de salamanders de gelegenheid hebben het water te verlaten. De inrichting kan overzichtelijk worden gehouden, wat het schoonhouden vergemakkelijkt. Wel moeten er voldoende schuilplaatsen aanwezig zijn en mogelijkheden om eitjes aan af te zetten.

Pleurodeles waltl, vrouwtje (foto: Ad Bouwman).

Om het water schoon en enigszins in beweging te houden is een filterpomp aan te raden. Als P. waltl in de zomer het land opkruipt kan men de salamanders activeren het water weer in te gaan door gedeeltelijke het water te verversen of de temperatuur te laten dalen. Indien men er de voorkeur aan geeft de salamanders in de zomer een terrestische fase te laten ondergaan, moeten ze in een terrarium worden overgebracht. In het terrarium moeten zowel vochtige als droge schuilplaatsen aanwezig zijn. In september of oktober kan men de salamanders terug zetten op een landgedeelte in het aquarium, waarna deze meestal binnen korte tijd het water ingaan.

P. waltl kan bij een juiste verzorging een leeftijd van minstens 12 jaar bereiken. Een verschijnsel dat ontstaat als P. waltl het hele jaar door een hoofdzakelijk aquatiele levenswijze leidt en een jaarcyclus ondergaat, waarbij perioden van verminderde activiteit van korte duur zijn of ontbreken, is dat hij zich het hele jaar door blijft voortplanten. Dit heeft op de lange duur, door uitputting, nadelige gevolgen voor de conditie en de levensduur van de salamanders.

Indien men uit eitjes jongen wil opkweken is het raadzaam een aantal eitjes bij de volwassen exemplaren uit het aquarium te verwijderen en ze in een ander aquarium onder te brengen. Dit om te voorkomen dat de volwassen salamanders zich aan de eieren of de pas uit het ei gekomen larfjes vergrijpen. Het opkweken van de larven levert geen noemenswaardige problemen op.

Voedsel

Het voedsel kan bestaan uit regenwormen, maden, rode muggenlarven en stukjes op maat gesneden vlees (hart e.d.). Larven kunnen gevoerd worden met watervlooien, kleine waterinsecten en Tubifex. Naarmate ze groeien worden ook grotere prooidieren geaccepteerd, zoals rode muggenlarven.

Voortplanting en gedrag

In de natuur vinden de meeste voortplantingsactiviteiten plaats van januari of februari tot mei. In gevangenschap plant P. waltl zich gewoonlijk voort van september tot mei, vaak na een gedeeltelijke waterverversing. In deze periode kunnen vrouwtjes meerdere keren zaad opnemen en eieren afzetten. Voortplantingactiviteiten vinden in gevangenschap vaak plaats na een waterverversing bij temperaturen van 10-18°C.

Voordat de zaadoverdracht plaatsvindt vertoont P. waltl een baltsgedrag waarbij een mannetje onder een vrouwtje zwemt of kruipt en zijn voorpoten om die van het vrouwtje vasthaakt. Nadat een mannetje op deze manier een vrouwtje voor kortere of langere tijd op zijn rug heeft meegedragen, haakt hij één voorpoot los en draait zijn lichaam zo dat zijn cloaca zich voor de snuit van het vrouwtje bevindt. Na enige tijd op deze wijze voor een vrouwtje te hebben geposeerd verwijdert hij zijn cloaca van de snuit van het vrouwtje door zijdelingse pasjes met zijn achterpoten te maken. Een tot paren bereidt vrouwtje volgt de cloaca van de man door zich eveneens met haar achterpoten zijwaarts te bewegen. Doordat het mannetje de gehele paring één voorpoot om een voorpoot van het vrouwtje blijft vasthouden, bewegen de salamanders zich in het rond. Na enige tijd wordt de rondgang gestopt en zet het mannetje een spermatofoor af. Daarna hervatten de salamanders hun rondgang totdat de cloaca van het vrouwtje boven de spermatofoor komt en zij deze in haar cloaca kan opnemen.

Eieren en larven

De eitjes worden binnen 24 uur na zaadopnamen in één of twee dagen tijd afgezet. Een legsel kan meer dan 200 eitjes bevatten. De eitjes worden stuk voor stuk aan waterplanten, op stenen en andere geschikte voorwerpen afgezet. Vaak worden er meerdere eitjes direct na elkaar afgezet zodat er door de kleefkracht van de eitjes trosjes ontstaan. Pas afgezette eitjes hebben een diameter van 7 mm. Eieren die bij een temperatuur worden gehouden van 12°C komen na ruim twee weken uit.

De lengte van de pas uit het ei gekomen larven varieert tussen de 7 en 11 mm. De kleinere larven verkeren in een vroeger ontwikkelingsstadium dan de grotere. Larven metamorfoseren gewoonlijk na drie tot vier maanden en hebben dan een lengte van 6 tot 10 cm. Gemetamorfoseerde jongen leiden ongeveer een zelfde levenswijze als volwassen dieren. Bij een leeftijd van anderhalf of twee jaar kan P. waltl zich voortplanten.

Summary

Pleurodeles waltl, the Sharp-Ribbed newt, can reach a length of more then 30 cm. The body is heavy build, the skin is rough and head is flat and wide. The tail is flat and as long or longer as the snout-vent length. P. waltl can be greyish yellow to olive green, with brown or black dots. The belly is mostly whitish or yellowish with a more or less intense pattern of black dots. On each lateral side usually a row of eight to ten orange or yellow warts are present marking the places where the ribs can penetrate the skin in defensive behaviour. Males are mostly slender built and have a longer tail. In breeding condition they have black nuptial pads on the front legs. This species is found throughout the Iberian peninsula (with the exception of the north and east) and in the north west of Morocco.

This newt uses all kinds of ponds and poodles, even very temporary ones for breeding. In summertime it aestivates and hides in cracks in the ground , under stones or other suitable places. In captivity it can be kept whole year in water. In nature this species breeds between January and May. In captivity it can breed from September to May. Breeding activities can be stimulated by partial changing the water. In this period females can collect spermatophores and produce eggs more than once. Breeding activities take place at temperatures between 10 and 18°C. P. waltl shows a typical breeding behaviour in which the male claps the female from the ventral side with his front legs around hers and carries her along for a while. Then the male loosens his grip by releasing one front leg and then performs a number of movements before releasing a spermatophore. He then moves the female so that she can take up the spermatophore. All this time he holds her by one front leg.

First eggs are laid within one or two days. A female can lay up to 200 eggs which are placed individually on plants and stones. Freshly laid eggs have a diameter of 7 mm. Eggs kept at a temperature of 12°C hatch after two weeks. Hatched larvae measure 7 to 11 mm. Metamorphosis takes place after three to four months at a length of 6 to 10 cm. Juveniles can be kept the same way as adults. P. waltl can best be kept in large aquariums with a small island to them the opportunity to leave the water. Plants and coverage are necessary. A filtering pump is advised. In summertime a terrestrial way of keeping is possible.

P. waltl is a very hardy animal and very easy to keep and breed. It can become at least 12 years. Keeping them fully aquatic and in constant breeding condition seems to reduce vitality and shortens age. To raise young, eggs and larvae can best be separated from the parents. Live and dead food can be fed, varying from the usual worms, maggots and mosquito larvae to small pieces of meat (heart). Larvae can fed with live food such as Daphnia, Tubifex and such.

 

Literatuur

SALVADOR, A. & M. GARCIA-PARIS, 1999. Pleurodeles waltl (Michahelles, 1830) – Rippenmolch. In: GROSSENBACHER, K. & B. THIESMEIER, 1999. Handbuch der Reptilien und Amphibien Europas (Herausg. W. Böhme). Band 4/I Schwanzlurche (Urodela) I, AULA-Verlag, Wiesbaden).

© Copyrights 2002 de Salamandervereniging, www.salamanders.nl. De Salamandervereniging staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, te Nijmegen, onder nummer 09126981.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Uiterlijk

Het kleinste en meest delicate lid van deze familie. Zelden langer dan 14 cm. De hoofdkleur van de kop en de romp is middelbruin. Veel lichtbruine en oranje markeringen op de rugrichels. De buik is donkerbruin en voorzien van verscheidene grote oranjekleurige vlekken in een netvormig patroon. De onderzijde van de staart is eveneens oranje en de keel heeft hetzelfde patroon als op de buik. De oranje vlekken lopen door tot de onderkaak en de onderzijde van de ledematen hebben dezelfde tekening als op de buik. Horizontaal door het oog loopt een zwarte streep.

Foto door cowyeow

Aan de voorkant bevindt zich een gele markering, deze loopt gedeeltelijk door tot de bovenkant van de poten waardoor de ze lichter lijken dan de achterpoten.De iris is meestal goudkleurig de rug en zij richels zijn goed ontwikkeld net zoals de parotide klieren. De huidstructuur is wratachtig. De mannetjes ontwikkelen in de paartijd een zilverwitte streep op de staartzijden en zijn beduidend slanker en kleiner dan de vrouwtjes.

Verschillen met overige paramesotriton:

  • Met P. chinensis: De basiskleur is meer grijs. De huid voorzien van grotere wratten en de rug en zij richels zijn minder sterk ontwikkeld.Die.De horizontale streep door het oog is minder zichtbaar en de iris is lichtbruin.
  • Met P. fuzhongensis: De basiskleur is donkerbruin. De huid is licht wratachtig, de rug een zij richels zijn goed ontwikkeld. De horizontale streep door het oog is smal en de iris is goudkleurig.
  • Met P. laoensis: Deze is door zijn duidelijke gele rugtekening makkelijk te identificeren.
  • Met P. spec.: deze waarschijnlijk nog onbeschreven soort onderscheid zich door een roestbruine tekening van het lichaam. De buik heeft een roestbruine tekening met bruine vlekken.

Ondersoorten

Er zijn van P. hongkongensis geen ondersoorten beschreven

Herkomst:

Bergbeek in het Shan Teng gebergte, eiland Hong Kong.
Eiland Hong Kong en Kowloon op het vasteland.

Habitat

P. hongkongensis leeft in stromend water in het gebergte bij de kust met een hoogte van 300 tot 450 m. Deze beken zijn zwakstromend en tropisch warm (17-26°C). De dieren blijven waarschijnlijk niet ver verwijderd van hun leefgebied en zijn voornamelijk aquatiel
In het terrarium vindt vaak agressief gedrag plaats tussen de dieren onderling wat duidt op een territoriale levenswijze. Dit is in het wild nog nauwelijks onderzocht.

Voeding

Deze soort kan met de gangbare voedseldieren gevoerd worden. Vooral regenwormen eten ze graag. Over hun “natuurlijke” voedseldieren is nog niet veel bekend.

Voorplanting

De balts is hetzelfde als bij Triturus alleen trager. De mannen zetten spermatoforen af (zonder lichaamskontakt) Vaak komt het tot “paringsbijten” Het mannetje probeert hierdoor het vrouwtje te fixeren door in het staartgebied te bijten en vast te houden. Het vrouwtje “verstart” in deze fase en probeert zich niet meer te bevrijden. In het algemeen vinden hierbij geen verwondingen plaats. Maar in het aquarium kan het problematisch worden als steeds het mannetje toebijt bij hetzelfde vrouwtje en er geen ontsnappingsmogelijkheid is.

Houden in aquarium/terrarium

Op grond van de minimale kennis van hun leefomgeving kan er geprobeerd worden het habitat van de tropische bergbeek na te bootsen. De dieren verlaten soms het water. Er is dus een aquarium nodig met enkele plekken boven de waterlijn. Schoon en zuurstofrijk water is belangrijk dit kan bereikt worden door filtrering en een matige stroming. Ook zijn steenpartijen om op te klimmen en om onder te verschuilen nodig.

Terratoriaal gedrag komt voor en kan leiden tot de dood van de verliezer. Agressieve dieren moeten dus gescheiden worden. Tot nu toe is er echter alleen de paringsbeet tussen man en vrouw waargenomen en dit leidt meestal niet tot verwondingen.

Voorplanting in gevangenschap

Tijdens de dalende temperaturen in de herfst krijgen de mannen een blauwwitte streep op de zijden van de staart. De cloaca vergroot zich en de lippen stulpen uit. Het vrouwtje wordt benaderd en de spermatofoor wordt of met paringsbeet of zonder fysiek contact overgedragen. Enkele weken na de bevruchting begint het eieren leggen bij een temperatuur van 18°C. De eitjes worden stuk voor stuk “gelijmd tussen bladeren. Het leggen van de eieren duurt enkele weken. De eerste leg begint midden November. Een vrouwtje produceert ongeveer 70 eieren.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Algemeen

uit: BOUWMAN, A. S. BOGAERTS (samenstelling en redactie),
2002. Salamanders. Jubileumbundel.
Uitgave: Salamandervereniging. ISBN 90-9016241-0.

Van de Paramesotriton soorten worden P. caudapunctatus, P. hongongensis en P. fuzhongensis regelmatig in de handel aangeboden. P. chinensis is ook een enkele maal geïmporteerd geweest. Jammer genoeg is de conditie van in de handel aangeboden salamanders vaak niet al te best. Soms hebben de salamanders open wonden op het lichaam (salamanderpest). De overlevingskans van deze zieke dieren is erg klein en het is dan ook aan te raden alleen gezond uitziende dieren aan te schaffen. In dit artikel heb ik mijn ervaringen met P. fuzhongensis in een aquaterrarium beschreven.

Beschrijving

P. fuzhongensis heeft een ruwe, wratachtige huid. De maximum lengte van de dieren die ik verzorg is ongeveer 16 cm. Mannetjes zijn vaak iets kleiner dan vrouwtjes. De kleur van de bovenzijde is meestal bruin tot donker bruin soms met donker bruine of zelfs oranje vlekken. Sommige exemplaren zijn olijfgroenachtig van kleur. De buik is bruin, donkerbruin tot zwart met rode of oranje vlekken. Naarmate de salamanders ouder worden neemt de omvang van de oranje of rode vlekken toe. De onderkant van de staart is oranje. Vrouwtjes hebben een langere staart dan mannetjes. Mannetjes hebben in en rond de paartijd een lichte zilvergrijze streep aan weerszijde van de staart, hogere vinzomen onder en boven de staart en een opgezwollen cloaca; bij vrouwtjes is de cloaca kleiner en loopt enigszins spits toe. Verder zijn mannetjes duidelijk van vrouwtjes te onderscheiden door uitsteeksels aan weerskanten achter de kop en lijsten aan beide zijden van de rug.

Verspreiding en biotoop

P. fuzhongensis is bekend uit het zuiden van China in de provincie Guangdong. Deze salamanders leven in bergbeekjes op hoogte van circa 500 m boven de zeespiegel. In het water houdt P. fuzhongensis zich op die plaatsen op waar een niet te sterke stroming staat. Over het verblijf op het land en of P. fuzhongensis wisselend, afhankelijk van seizoenen, op het land of in het water verblijft, is weinig bekend.

Huisvesting

Vooral de mannetjes bezetten en verdedigen een territorium. Hierdoor kan onderlinge agressiviteit ontstaan hetgeen ook bij vrouwtjes voorkomt. Gevechten tussen deze salamanders leiden gewoonlijk niet tot verwondingen maar hebben, door de beperkingen van een aquarium, tot gevolg dat het onderdrukte dier zich verschuilt en uiteindelijk verzwakt, met alle gevolgen van dien. Daarom adviseer ik één paartje of hooguit één mannetje met twee vrouwtjes in een aquarium te huisvesten. Een aquarium met een bodemoppervlakte van 60×30 of 70×40 cm blijkt hiervoor geschikt. De aquaria waarin ik deze salamanders houd staan in een ruimte waar de temperatuur in de winter tussen de 5 en 10° C schommelt. In de zomer kan de temperatuur soms oplopen tot 25° C. Gezien het natuurlijk voorkomen is een filterpomp, die het water enigszins in beweging en schoon houd, aan te bevelen. Hoewel de salamanders bij mij een hoofdzakelijk aquatiele levenswijze leiden gebeurt het soms, vooral in de zomer, dat de salamanders het land opkruipen. Belangrijk is wel dat er zowel op het land als in het water voldoende schuilplaatsen aanwezig zijn.

Voedsel

Aan het voedsel worden geen speciale eisen gesteld. Rode muggenlarven, maar vooral regenwormen worden graag gegeten. Om te voorkomen dat de salamanders tijdens het voeren in elkaars territorium komen en er dan gevechten ontstaan en voor een betere controle of alle salamanders eten, rijk ik het voedsel bij voorkeur aan met een voederpincet.

Voortplanting

In de natuur valt het paarseizoen waarschijnlijk in de koele periode van het jaar in november tot april. Bij mij plant P. fuzhongensis zich voort vanaf februari tot en met april als de watertemperatuur oploopt naar 12 tot zo’n 16°C. Als een paarlustig mannetje een vrouwtje waarneemt benaderd hij haar en probeert doormiddel van geursporen, die met zijn staart in de richting van het vrouwtje worden gewapperd, het vrouwtje te activeren tot zaadopname. Als een vrouwtje op haar plaats blijft en daardoor te kennen geeft paringsbereid te zijn. kruipt het mannetje voor het vrouwtje uit en zet een spermatofoor af, die door het hem volgende vrouwtje in haar cloaca wordt opgenomen.

Van ei tot juveniele salamander

De eieren worden aan waterplanten en aan andere geschikte voorwerpen afgezet. Opvallend is dat vrouwtjes soms een voorkeur voor een bepaalde plaats hebben om de eitjes af te zetten. Geschikte planten voor de eiafzet blijken Waterpest (Elodea sp.) en Vallisneria sp. ook worden de eitjes vaak in spleten van stenen afgezet. Om te kweken met deze salamanders is het verstandig de planten waaraan eitjes zijn afgezet bij de ouderdieren te verwijderen en in andere aquariums over te brengen. Dit omdat de ouderdieren, met name de vrouwtjes, de eieren opeten. De bakjes waarin ik de eieren overbreng en de larven in opkweek zijn gevuld met het water uit de moederbak. Bij watertemperaturen tussen de 15 en 20°C. komen de larfjes na 4 tot 6 weken uit het ei. De larven van P. fuzhongensis hebben een gestroomlijnd lichaam en korte kieuwen. De bovenzijde is zwart van kleur en ze hebben in een lijn geplaatste grijze puntjes of streepjes aan weerszijde van hun rug. De kieuwen en de punt van de snuit zijn wit grijsachtig. De pas uit het ei gekomen larfjes hebben een lengte van 9 tot 12 mm. Ze worden gevoerd met op maat gezeefde kleine watervlooien. Later kan dit menu worden uitgebreid met grotere watervlooien, Tubifex en rode muggenlarven. Tegen de tijd dat de larven metamorfoseren wordt ze de gelegenheid geboden het water te verlaten, doormiddel van drijvende stukjes kurkschors. Na 4 a 5 maanden metamorfoseren de larven en hebben dan een lengte van 35 tot 50 mm, waarna ze het land opkruipen. Het opkweken van de gemetamorfoseerde jongen blijkt, ondanks diverse geboden omstandigheden, niet gemakkelijk.

Summary

P. fuzhongensis has a rough and warty skin. Maximum length is 16 cm. Males are generally smaller than females. Dorsal colour is mostly brown or greyish brown, sometimes with dark brown or even orange dots. Belly is brown or black with red or orange dots. As the animals grow older the dots grow. Females have longer tails than males, and males show a silver grey band on the tail and swollen cloaca during mating season. The cloaca of the females has a more or less pointed shape. Males can be distinguished further warts behind the head and the lateral sides. P. fuzhongensis lives in the south of China (province Guangdong) where they live in mountain streams (500 m. above sealevel).

Males are territorial, but also females can become aggressive. For one pair an aquarium of 60×30 cm is advised. Temperatures in winter can vary from 5 to 10° C and in summer up to 25° C. A circulation pump completes the set-up. The newts seldom leave water, but a land part is advised. Hiding places in water and on land are necessary. Feeding is done with the use of a pair of tweezers to prevent animals entering each others territories. P. fuzhongensis breeds in Februari-April as water temperatures rise to 12 – 16°C. Eggs are attached to water plants ( like Elodea sp., Vallisneria sp.), between stones and on other suitable objects. To prevent the eating of their own eggs, eggs are removed and placed in an other aquarium (filled with water out of the parents aquarium). The larvae hatch after 4-6 weeks with water temperatures between 15 – 20°C. Larvae hatch at 9 to 12 mm. length They are fed with small Daphnia. After 4 to 5 months larvae start metamorphosis at a length of 35 to 50 mm. Raising juveniles is not an easy task.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Soortbeschrijving

G RAY, JE (1859): Proc. Zool. Soc. Londen, 1859: 229e

Uiterlijk

Opmerking: Dit artikel is automatisch vertaald met slechts enkele correcties, hierdoor kan de zinsbouw niet helemaal correct overkomen.

Een stevige salamander met een totale lengte tot 15 cm. De grondkleur van de kop en de romp varieert van olijfkleur, tot zwart tot donkerbruin. De buik is zwart en heeft enkele kleine oranje vlekken. De onderste rand van de staart is oranje gekleurd. De keel heeft een soortgelijke kleur als de buik. De oranje vlekken verschijnen tot aan de voorste rand van de onderkaak. De onderkaak zelf is altijd zwart. De onderzijde van de ledematen is donker gekleurd.

Horizontaal door het oog is meestal een brede zwarte Querbinde loodrecht een even zwarte marker. De iris is meestal bruin. De achter-en lateraal lijsten zijn gewoon zwak, net als de paratoïden. De huid is zeer grof wrattig. Het mannetje is in de koppeling van een zilveren jurk witte strepen op de zijkanten van de staart. Er is veel slimmer dan de vrouw.

Beschrijving soorten:

P. hongkongensis: Deze is kleiner en veel zachter. Hij wijst meestal op de achterkant van de bar en Lateralleisten een individuele orangerötliche kleuroplossing knolletje op. P. hongkongensis helderder wordt het algemeen, want soms een gele kleur aan de bovenkant van de ledematen uitstrekt. De horizontale verbinden door het oog is veel breder.
P. fuzhongensis: Dit is de fundamentele donkerbruine kleur. De huid is slechts matig wrattig, de rug en Lateralleisten zijn duidelijk gemarkeerd. De horizontale blinddoek is smal, iris gouden.
P. laoensis: Deze wordt gekenmerkt door zijn gele tekening weer gemakkelijk te identificeren.
P. spec.: Deze, waarschijnlijk undescribed soorten, die wordt gekenmerkt door zijn roest-rode tekening op een hele lichaam. Uw maag heeft een roest-rode kleur met bruine platte vlekken.

Foto: Henk Wallays

Status van de sub-types:

Er zijn van P. chinensis geen ondersoorten beschreven. Een grijze of bruine vorm, maar kan goed worden onderscheiden.

Distributie:

Terra typica: Nigpo Shi, Zhejiang.
Tchekiang en Nganhouei provincies, het zuiden van China.

Habitat / Ecologie

P. chinensis is een stroming van het water de inwoners van de heuvels en plateaus. De habitat-streams zijn relatief koele (17-19 ° C). De dieren zijn waarschijnlijk om het beetje water van huis en zijn dan meestal onder stenen. Opnieuw en opnieuw in het terrarium agressieve handelingen waargenomen tussen individuele exemplaren, als gevolg van een territoriale manier van leven suggereert. De soort is nauwelijks onderzocht ecologisch.

Eten

De soort kan gemakkelijk met de gebruikelijke voeding organismen zijn gevoed. Met name regenwormen en stukjes vis in het water ze willen. Door haar natuurlijke voedsel is momenteel onbekend.

Huisvesting in het terrarium

Vanwege de minimale kennis van het natuurlijke milieu-omstandigheden, kunnen alleen worden gemaakt aan de voorwaarden van een subtropische mountain stream te worden gereconstrueerd. De dieren zijn niet te laat het water. Het zou een aquarium, waarvan de structuur gedeeltelijk op het oppervlak van het water. Schoon en zuurstof overvloed is belangrijk. Dit vereist een juiste filtering en stroming staat. Vergelijkbare stenen structuren zoals klimmen vermogen en onderdak nodig.

De soort kan worden territoriale en dit leidt tot schade aan het vechten onder elkaar tot de dood van de inferieure leiden. Agressieve dieren zijn dan ook te worden gescheiden van elkaar.

Onze dieren werden we door vriendelijke bemiddeling van de heer AA S CHMIDT.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Kweekervaringen met Pachytriton labiatus – Lipsalamander

Frank Wennekers & Ellen Nauman, 2002.
Kweekervaringen met Pachytriton labiatus – Lipsalamander
pag. 40-42; uit: BOUWMAN, A. S. BOGAERTS (samenstelling en redactie),
2002. Salamanders. Jubileumbundel. Uitgave: Salamandervereniging. ISBN 90-9016241-0.

Inleiding

Salamanders van het geslacht Pachytriton worden regelmatig aangeboden in aquariumwinkels en tuincentra, waar ze vaak verkocht worden onder de naam Vuurbuiksalamander (evenals verschillende andere uit Azië afkomstige salamanders). Ook onze salamanders, drie mannetjes en twee vrouwtjes, zijn langs deze weg in ons bezit gekomen. Het eerste exemplaar hebben we in oktober 1994 aangeschaft, de volgende drie in februari 1996 en de laatste in april 1997.

Het schijnt dat er in Nederland nog nooit met deze salamanders is gekweekt. Onze verbazing was dan ook groot toen we eieren van P. labiatus in het aquaterrarium aantroffen.

Beschrijving

Pachytriton labiatus is een vrij slanke salamander met een gladde huid en bereikt een gemiddelde lengte van 13 tot 16 cm. De rugzijde is donkerbruin tot zwart. De buikzijde is opgedeeld in duidelijk begrensde oranje en zwarte vlekken. Soms loopt er een opvallende oranjerode lateraalband over de rug (THIESMEIER & HORNBERG, 1997). Naarmate de dieren ouder worden kan de rugzijde lichtbruiner van kleur worden en kunnen er zwarte vlekken zichtbaar worden. De staart heeft een lob-vormig uiteinde en de tenen zijn kort en stomp.

De mannetjes zijn van de vrouwtjes te onderscheiden door witte punten of vlekken in het achterste derde deel van de staart. Dit kan een enkele kleine punt zijn of meerdere grote punten of vlekken. Overigens heeft het vrouwtje dat bij ons eieren afgezet heeft ook een witte wazige vlek op de staartpunt. Er is geen verschil in grootte tussen mannetjes en vrouwtjes, alleen worden de vrouwtjes, als ze eitjes dragen, aanzienlijk dikker. Mannetjes hebben in de paartijd een opgezwollen cloaca, waaruit borstelige haartjes kunnen steken.

Huisvesting

De afmetingen van het aquaterrarium zijn 100x50x35 cm, de waterstand is 13 cm. Op de bodem ligt donker grind met een diameter van 2 tot 3 mm. P. labiatus is een onderling agressieve salamander. Om gevechten te voorkomen hebben we het aquaterrarium door middel van veel stenen, stukken kienhout en een stuk turf, zo ingericht dat de salamanders elkaar kunnen ontlopen. Daarnaast dienen op zijn kop gelegde halve kokosnoten als schuilplaatsen, waar de salamanders zich graag onder ophouden. Opgestapelde stukken kurkschors functioneren als eilandjes. Hier zijn de salamanders weinig op te zien. Ze verlaten zelden het water. De maximum temperatuur in het aqua terrarium ligt rond de 26°C in de zomer en de minimum temperatuur is 3°C in de winterperiode.

P. labiatus leeft in koude snel stromende beekjes en riviertjes in zuid-oost China (ZHAO et al, 1988). We hebben daarom een pompje in het water geplaatst, die voor stroming in de lengte richting van de bak zorgt. Het wattage van dit pompje is niet hoog, zodat het water minimaal wordt opgewarmd. Ook zijn er twee mechanische luchtfiltertjes in de bak aanwezig. Wekelijks wordt circa tien liter water ververst. Alleen in de winter gebeurt dit om de drie weken. Het nieuw toegevoegde (kraan)water zetten we een week van te voren klaar in een 60 liter vat alwaar we het laten rijpen. In dit 60 liter vat is een pomp geplaatst die voorkomt dat het water stil kan gaan staan. Bovendien wordt aan het kraanwater Aqua safe of Aquatan toegevoegd om het water te ontharden/ontchloren.

De dieren hebben in de loop der tijd allen hun eigen territorium gecreëerd, waarbij vooral de kokosnoten erg geliefd zijn. Opmerkelijk is, dat in één kokosnootdop soms twee dieren te vinden zijn, een mannetje en een vrouwtje.

Voedsel

We voeren de salamanders met regenwormen, kleine krekels (die we onder water aanbieden), stukjes gehakt en rode muggenlarven, zowel levend als ingevroren. Soms krijgen ze een stukje runderhart. Het voeren gebeurt twee maal in de week in de zomer, éénmaal per week in de herfst en lente en éénmaal per drie of vier weken in de winter. Tijdens het voeren worden de salamanders zeer beweeglijk en komen dan in elkaars territorium, alwaar de indringers met felle beten worden verjaagd door de eigenaar.

Eieren

Voortplantingsgedrag is door ons niet waargenomen. Wel staat het mannetje vaak voor het vrouwtje met zijn staart te wapperen. Tijdens een controle op 18 april 1999 troffen we een vrouwtje aan onder een kokosnoot en een aan de binnenzijde van de kokosnoot afgezet legsel. De totale lengte van het vrouwtje was 14 cm, kop-romp lengte 7 cm. Het legsel bevatte 52 eitjes. De eitjes hebben een witte kern met een diameter van 4 à 5 mm en daar omheen een doorzichtig omhulsel. De temperatuur was op dat moment 11°C, de zuurgraad pH: 7,5 en de carbonaathardheid kH: 3, vrij zacht water dus.

Bekend van Pachytriton soorten is dat de vrouwtjes hun eieren bewaken en eventuele belagers aanvallen. Ook vertonen ze een vorm van broedzorg door in de directe omgeving van de eitjes met de staart te wapperen, waardoor het water rondom de eieren in beweging wordt gehouden. Indien dit achterwege blijft kan dit als gevolg hebben dat de embryo´s afsterven en de eieren gaan schimmelen (B. THIESMEIER, pers. mededeling).

Om te voorkomen dat het broedende vrouwtje wordt verstoord, hebben we direct na de ontdekking van de eitjes de andere salamanders uit het aquaterrarium verwijderd en in een andere bak ondergebracht. Een probleem dat ontstaat als de larven in het aquaterrarium uit het ei komen is dat deze zeer moeilijk terug te vinden zijn tussen het donkere grind op de bodem. Daarom besluiten we de kokosnoot met het legsel en het vrouwtje over te plaatsen naar een kunststof bakje (25x15x10 cm) dat we enigszins scheef in het aquaterrarium plaatsen. De uitstromer van het pompje hangen we over de rand van het bakje. Op deze manier wordt vers water aangevoerd en stroomt het overtollige water aan de lage zijde van het bakje terug in het aquaterrarium. Het vermogen van het pompje wordt wat teruggedraaid om te voorkomen dat de uit het ei gekomen larven over de rand worden gespoeld.

De eieren worden gehouden bij een temperatuur van 11 tot 19°C en regelmatig gecontroleerd. De ontwikkeling van de embryo´s verloopt voorspoedig. Na 28 dagen zijn de oogjes zichtbaar. Drie dagen later zijn de kieuwen ook zichtbaar. Geen enkel eitje is gaan schimmelen.

Een vraag die ons door het hoofd speelt is of het vrouwtje zich zal vergrijpen aan de pas uit het ei gekomen larfjes en of het scheiden van het vrouwtje en de eieren nadelige gevolgen zal hebben voor de eieren? We besluiten het er op te wagen en scheiden het vrouwtje van het legsel. Het bakje wordt uit het aquaterrarium gehaald en in plaats van het pompje wordt een bruissteentje dicht in de buurt van het legsel gehangen. De halve kokosnoot wordt nu omgedraaid zodat we ten alle tijden het legsel kunnen controleren. Na 42 dagen, na ontdekking van de eitjes, komen de eerste larven uit het ei. In een tijdsbestek van twee weken komen ook de overige eitjes uit. In totaal tellen we 49 larfjes. Opvallend is dat er van agressie tussen de larfjes onderling, absoluut geen sprake is, in tegenstelling tot het gedrag van de volwassen dieren. Sterker nog, de larfjes liggen allemaal dicht opeengepakt op een oppervlakte van een paar cm² en zoeken de donkere plekken van het bakje op; dit is dus onder de kokosnoot.

Larven

De larven worden opgekweekt in het bakje waarin de eieren zijn uitgekomen. De eerste 1 à 2 weken leven ze van de voedingsstoffen uit de dooierzak. De larven hoeven gedurende deze periode dus niet gevoerd te worden. De totale lengte van de pas uit het ei gekomen larfjes is ongeveer 24 mm, kop-romp lengte is 12 mm. De bovenzijde is donkergrijs of zwart. Rondom de ogen is de kleur donkerder dan op de rest van het lichaam. De buik is wit grijs. Opvallend is dat de larfjes bij het verlaten van het ei al in het bezit zijn van vier pootjes.

Na het verdwijnen van de dooierzak beginnen we te voeren met kleine watervlooien, cyclops en tubifex. De temperatuur is in deze periode (mei 1999) 19°C en loopt gedurende de weken daarna op tot 25°C. Tijdens deze larven periode is het verzorgen van de dieren probleemloos. Ze eten goed (tubifex, watervlooien, rode muggenlarven). Er is geen sprake van agressief gedrag. Een maand na uitkomst hebben de larven een lengte van rond 30 mm. Op de flanken is een rij witte vlekjes zichtbaar. Ook hebben ze witte vlekjes in de oksels. Deze zullen later oranje kleuren.

46 dagen na uitkomst van de eieren is de metamorfose van de larven begonnen. Om de gemetamorfoseerde jongen de gelegenheid te geven het water te verlaten hebben we ze overgebracht naar een andere bak. De afmetingen hiervan zijn 100x40x20 cm en de waterstand is 2 cm. Enkele stenen en stukken kurkschors functioneren als eilandjes. Een dag na het overbrengen zien we dat enkele salamandertjes het water hebben verlaten en tegen het glas omhoog zijn gekropen. De kieuwen zijn gereduceerd. De lengte van de eerste tien dieren die zijn gemetamorfoseerd worden in de tabel vermeld.

Na de metamorfose

Na de metamorfose vallen er nogal wat slachtoffers onder de jongen. Sommige verdrinken, terwijl andere dood op de eilandjes liggen. Opvallend is bij de op het land gestorven salamandertjes dat ze er opgezwollen uitzien.

We besluiten de jongen over een aantal kweekbakjes te verdelen, om er zo achter te komen onder welke omstandigheden we de minste uitvallers hebben. In sommige kweekbakjes wordt de bodem bedekt met een laag kiezels en grind en een aardewerk schaaltje dient als watergedeelte. Andere kweekbakjes worden gevuld met een laagje water van enkele millimeters en in weer andere kweekbakjes worden de salamandertjes zo droog mogelijk gehouden, het watergedeelte bestaat hier uit een klein schaaltje. De bakjes bevinden zich in dezelfde ruimte zodat de salamanders bij een vrijwel gelijke temperatuur (20°C) worden gehouden.

Lengtes bij metamorfose

Totale lengte (in mm.)

Kop-romp lengte (in mm.)

Larf 1

Larf 2

Larf 3

Larf 4

Larf 5

Larf 6

Larf 7

Larf 8

Larf 9

Larf 10

34,60 mm

37,25 mm

36,56 mm

38,80 mm

40,45 mm

35,10 mm

35,60 mm

36,90 mm

36,40 mm

37,50 mm

18,95 mm

19,20 mm

18,85 mm

19,10 mm

20,35 mm

18,60 mm

17,85 mm

18,40 mm

17,55 mm

17,70 mm

 

Een ander probleem waarmee we werden geconfronteerd na de metamorfose is dat de jongen stopten met eten. Wat ze in hun larvale stadium nog wel aten wordt nu niet meer geaccepteerd. Rode muggenlarven blijken te groot te zijn. Ook worden springstaartjes, tubifex, fruitvliegen (grote en kleine) en fruitvlieglarven geweigerd. Na een periode van anderhalve maand zien we de sterk vermagerde salamandertjes voor het eerst weer eten en wel maden van fruitvliegjes. Een week later worden ook springstaartjes gegeten. Helaas zijn alle jongen binnen het eerste levensjaar dood gegaan en blijven er nog vele vragen over de opkweek van P. labiatus onbeantwoord, vooral over de periode na de metamorfose.

Tweede kweek

In het voorjaar van 2000 zijn er geen eieren afgezet, het jaar daarop, in mei 2001, werden er wel eieren afgezet in dezelfde groep, alleen is het verzorgende vrouwtje niet hetzelfde exemplaar als in 1999. Het aantal eieren bedroeg nu 59. Het legsel is bij ontdekking niet ouder dan een week. Enkele eitjes beschimmelen. Uiteindelijk zijn 49 larfjes uit het ei gekomen waarvan het 1e larfje na 29 dagen (in tegenstelling tot 42 dagen in 1999).

De eerste jongen zijn het land opgekropen 42 dagen na uitkomst van de eieren. In 1999 was dit na 46 dagen. De fase voor de metamorfose is wederom geen probleem wat verzorging betreft. De larfjes eten goed. Deze keer hebben we afgezien van onderverdeling van de larfjes (na metamorfose) in kleine bakjes omdat dit volgens ons ten koste gaat van de hygiëne. De larfjes worden onderverdeeld in twee groepen in grotere bakken (40x20x20 cm) met water uit het aquaterrarium. Het waterniveau wordt verhoogd tot 5 cm en in het water komen bakstenen te staan welke allemaal openingen bevatten. Het voordeel van deze stenen is dat ze water opzuigen waardoor ze vochtig blijven. Op deze stenen worden kurkplaten gelegd. De larfjes gaan allemaal onder deze kurkplaten zitten. Ze eten sneller en beter dan in 1999 en wel springstaartjes, rode muggenlarven en enchytreeën. Toch groeien ze slecht en zien we ze vermageren met de dood tot gevolg. Het laatste diertje sterft na 13 maanden.

Derde kweek

In de loop van 1999 en 2000 heb ik ondertussen een tweede kweekgroep aangeschaft (1 mannetje, 4 vrouwtjes) die in een aquaterrarium van 80x40x40 cm verzorgd worden. In de oude kweekgroep gaan in 2001 2 vrouwtjes dood. Door een verhuizing ben ik genoodzaakt wat bakken op te ruimen en besluiten de twee groepen, nu bestaande uit 3 mannetjes en 5 vrouwtjes bij elkaar te voegen in een aquarium van 150x40x30 cm. Deze wordt identiek ingericht met grote stenen e.d. In juli 2002 (op het moment van schrijven) zie ik 5 volledig gemetamorfoseerde larfjes tegen het glas aan zitten boven waterniveau. Dit keer is de kweek gelukt zonder dat er ingegrepen is. Waarschijnlijk zijn de overige larfjes overigens wel opgegeten. Deze keer is ook geen gebruik gemaakt van de kokosnootdoppen. Benieuwd of drie keer scheepsrecht is?

Summary

In this article we describe the first successful breedings in the Netherlands with Pachytriton labiatus. This newt is slender built and has a smooth skin. Males are hard to differ from females. The presence of white dots on the tail is more found with males. In breeding condition males have a more swollen cloaca with small dreads.

Four animals were kept in a aqua-terrarium (100x50x35 cm), with a water level of 13 cm. Fine gravel covers the bottom. P. labiatus is an aggressive newt and needs many hiding places for coverage. Each animal defends a small territory. One item that we frequently used were half coconuts. Pieces of cork bark formed a small island, which the animals seldom use. Maximum water temperature measured was 26°C in summer and 3°C in winter. Every week about 10 liter of water is refreshed. The animals are fed once tot twice a week with worms, small crickets (offered under water), pieces of meat and red mosquito larvae (live and defrozen). During feeding animals are very aggressive towards each other. On 18th of April 1999 52 eggs were found sticking on the inside of a coconut. Temperature was 11°C, pH: 7,5 and kH: 3. The female and her eggs were placed in a separate tank and the female guarded her eggs. A small extra water pump was placed to make sure enough fresh water was flowing along the eggs. After 42 days the first eggs hatched. In two weeks a total of 49 larvae (total length 24 mm) were born. Larvae already have four legs when they hatch. The first two weeks they feed on their yolk, after that they started eating small Daphnia, Cyclops and Tubifex. They grow without any problems. Temperature is now 19°C. After 46 days they started to metamorphose. After metamorphosis begins a troublesome period. The juveniles drown easily and some refuse to eat. Several different settings were tried but at the end of 1999 al juveniles have died. In 2001 a second breeding occurred and now young are successfully raised in a small terrarium with a small water level (2 cm), a ceramic brick with large holes and pieces of bark. Red musquito larvae, fruitflies and their larvae are the basic food items offered. In 2002 a third breeding occurred unnoticed. Third time lucky?

Literatuur

THIESMEIER, B & C. HORNBERG (1997): Paarung, Fortpflanzung und Larvalentwicklung von Pachytriton sp. (Pachytriton A) nebst Bemerkungen zur Taxonomie der Gattung. – Salamandra, 33: 97-110

ZHAO E., HU, Q., JIANG, Y. & Y. YANG (1988): Studies on Chinese Salamanders. – Oxford, Ohio (Society for the study of Amphibians and reptiles: Contributions to herpetology 4), 67 S.

© Copyrights 2002 de Salamandervereniging, www.salamanders.nl. De Salamandervereniging staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, te Nijmegen, onder nummer 09126981.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Ervaringen met Pachyhynobius shangchengensis

Frans Peter Weterings, 2002. Ervaringen met Pachyhynobius shangchengensis
pag. 16-17; uit: BOUWMAN, A. S. BOGAERTS (samenstelling en redactie), 2002.
Salamanders. Jubileumbundel. Uitgave: Salamandervereniging. ISBN 90-9016241-0.

Inleiding

In de periode tussen eind december 1998 en juni 1999 kwamen via de handel een aantal onbekende salamanders in Engeland en Duitsland terecht. In Engeland werden deze salamanders verkocht als Batrachuperus karlschmidti. Ik wist er drie te bemachtigen, die ik sinds april 1999 verzorg. Op basis van anatomische kenmerken bleek dat ik met een andere salamander te maken had. In dit verslag heb ik mijn eerste waarnemingen aan deze salamanders gepresenteerd aangevuld met schaarse literatuur- en biotoopgegevens.

Pachyhynobius shangchengensis. Foto: Frans Peter Weterings

Typische kenmerken

De grootste van deze drie salamanders heeft een lengte van 210 mm. De huid is zeer glad en teer, waardoor bij het vastpakken de kans bestaat dat de huid scheurt. Opvallend is dat de salamanders vijf tenen hebben. Hierdoor kan het dus niet om vertegenwoordigers van het geslacht Batrachuperus gaan; deze hebben namelijk vier tenen. De kleur van de bovenzijde is nagenoeg egaal bruin. De onderzijde is iets lichter bruin, soms zelfs cremekleurig. De kop is duidelijk van de romp gescheiden door de aanwezigheid van een plooi in de hals. Aan de hand van het werk van ZHAO (1988) zijn de salamanders geïdentificeerd als Pachyhynobius shangchengensis. Deze soort is beschreven door FEI LIANG, QU WEN-YUAN, WU SHU-HUI. (1983). De uiterlijke kenmerken zijn: de kop is van voren breder dan aan de achterzijde. De verhoudingen van kopbreedten variëren. Het lichaam is gedrongen en de staart is korter dan de kop- en lichaamslengte samen. De poten zijn relatief kort. Typisch zijn de zogenaamde labiale plooien. Hiermee worden de overhangende wangplooien bedoeld. Dit is een typisch kenmerk van salamanders die in stromend water leven. De voor- en achterpoten vertonen twee ronde knobbeltjes op de zolen. Deze kenmerken komen ook voor bij Batrachuperus yenyuanensis en B. pinchonii (ADLER, & ZHAO, 1990). De tenen zijn voorzien van een donkere zwarte hoornachtige huid. Twee van mijn dieren krijgen na de winter bij het toenemen van de watertemperatuur vinzomen onder en boven de staart, een bredere kop en is een kleine verandering in de cloaca’s waarneembaar.

Verspreiding

De dieren zijn tot op heden alleen gevonden in China, westelijk Anhui, district Jinzhai 950 m (LIU, 1950) en zuidoostelijk Henan, district Shangchen 380-780 m (CHEN, 1991).

Behuizing

Ik houd P.shangchengensis in een bak van 100x40x40 cm (lxbxh). De bak staat in een schuur waarin een vorstbeveiliger aanwezig is. Als bodembedekking is fijn aquariumgrind gebruikt. Er zijn diverse schuilplaatsen gemaakt met grote platte kiezelstenen. Een landgedeelte is overbodig omdat P. shangchengensis volledig aquatiel leeft. Als beplanting drijven enkele takken waterpest en een kluwe algen in het water. De waterstand is op 12 cm gehouden. Om de stroming en het zuurstofgehalte van het water te verbeteren is vlak boven het wateroppervlak een uitstromer geplaats welke op een Eheim pomp is aangesloten. Bij een sterkere watercirculatie waarbij een uitstromer over de volle breedte van de bak geplaatst was gedroegen de salamanders zich erg onrustig Daarom is voor een gematigde stroming gekozen. In de natuur zijn deze salamanders in helder stromend water waargenomen. Naast de waterpomp wordt ook een luchtpomje gebruikt. Het water wordt een paar keer per maand gedeeltelijk ververst. Als belichting is een 18 W tl-lamp gebruikt. Deze brand 6 uur per dag zodat ook de natuurlijke schemertijden van toepassing zijn.

Voedsel

Het hoofdvoedsel bestaat uit dauw- en regenwormen. Grote wormen worden langzamer opgegeten waardoor er eerder voedselstrijd ontstaat. Hierbij kunnen de salamanders elkaar lelijk verwonden. Daarom worden de grotere wormen in stukken van enkele centimeters geknipt. Aanvullend wordt gevoerd met Tubifex, rode muggenlarven en vliegenmaden. Van deze drie is er een duidelijke voorkeur voor Tubifex.

Kopportret van mannetje – Pachyhynobius shangchengensis. Foto door Sergé Bogaerts

Gedrag

Gedurende de warme periode zijn de salamanders nauwelijks actief en liggen hele dagen onder de stenen bij elkaar. De hoogst gemeten watertemperatuur in het Pachyhynobius onderkomen bedroeg 24 °C (overdag). ’s Nachts koelde het water in de bak af tot 19 °C. Deze temperaturen worden gedurende een periode van twee weken goed verdragen. Gedurende de koude perioden bij temperaturen tot 5 °C eten de dieren nog wel maar de aktiviteit is veel minder. Bij temperaturen

onder de 5 °C. liggen de salamanders onder de stenen en verroeren zich nauwelijks en halen ook geen lucht aan het wateroppervlak door de gereduceerde longen. In de maand mei gedroegen de salamanders zich zeer agressief tegen over elkaar (watertemperatuur 10 °C). Ze beten elkaar happen uit de staart. In dezelfde periode werd ook een ander agressief gedrag waargenomen. Twee dieren hadden de staarten in de hoogte en leken elkaar te willen imponeren. Eén salamander werd net voor de achterpoten hard in de flank gebeten. Er was direct een wond te zien.

Summary

First experiences in keeping the hardly known Pachyhynobius shangchengensis are described. The animals live in western Anhiui and southeastern Henan, China. Sex determination is hard, but males seem to develop fins on the tails and have heavier build heads. Three animals are kept aquatic in a large aquarium with a lot of shelters and builders. A large pump makes sure that water has a high oxygen level and that water is constantly flowing in a small part of the tank. The animals prefer moderate to slow flowing water. A fluorescent lamp of 18 Watts is turned on for 6 hours a day. Food consists mainly of earthworms. Additional tubifex, maggots and red mosquito larvae are fed. At temperatures below 5°C the animals are immobile. In May (at 10°C) the animals showed high aggressive behaviour towards each other and bit pieces out of each others tails. A short period of high water temperature (24°C) was survived without any problems.

Literatuur

ADLER, K., & E. ZHAO, 1990. Studies on Hynobiid Salamanders, with Description of a New Genus. Asiatic Herpetological Research, 3: 37-45.

CHEN, B., 1991. The Amphibian and Reptilian Fauna of Anhui. Anhui Publishing House of Science and Technology, Hefei, China (In het Chinees met Engelse samenvatting).

FEI LIANG, QU WEN-YUAN, WU SHU-HUI., 1983. A new Genus and Species of Hynobiidae from Henan. Amphibian Res., Chengdu, 1:1. (In het Chinees met Engelse samenvatting)

LIU, C.C., 1950. Amphibians of Western China. Fieldiana: Zoology Memoirs, 2: 80-102.

ZHAO, E., 1988. Studies on Chinese Salamanders. SSAR.

© Copyrights 2002 de Salamandervereniging, www.salamanders.nl.

De Salamandervereniging staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, te Nijmegen, onder nummer 09126981.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Kenmerken

Deze watersalamander is fijn gebouwd en heeft een gladde maar matte huid, z’n rugkleur is doorgaans groenachtig tot lichtbruin met typische rode vlekjes begrensd door een zwart ringetje. Hun buik is geel met zwarte puntjes. De grootte varieert van 9 tot maximaal 14 cm.

Mannetjes zijn te herkennen aan de grotere cloaca en de dikkere achterpoten die dienen om de vrouwtjes te omklemmen (amplexus). Tijdens de paartijd hebben de mannetjes een schitterende hoge vinzoom en ontwikkelen ze hoornrichels (soort gripkussens) op de binnenkant van de achterpoten.

Herkomst: Noord-Amerika, Zuid-oost Canada.

Huisvesting

De huisvesting van deze salamanders hangt af van de levensfase waarin ze zich bevinden.Volwassen dieren dienen in een beplant aquarium gehouden te worden met alleen een klein drijvend eilandje of een uitstekende steen voor de salamanders om uit te rusten. Ze prefereren stilstaand water dus voorkom sterk stromend water. De temperatuur varieert van 18-23c° in de zomer tot 5-10c° in de winter.

De “eft” fase (juveniele fase) is geheel terrestrisch en heeft een vochtig bosbiotoop nodig. Je kan hier kiezen voor een ondergrond van grond en natuurlijk “bosafval” met verscheidene stukken schors en mos om onder te schuilen. Af en toe besproeien om de vochtigheidsgraad op peil te houden.

Voeding

Volwassen dieren eten wormen, rode muggenlarven (levend of diepvries), pinkymaden, runderhart, enchytreën, tubifex, volwassen artemia,…De “efts” zijn iets moeilijker daar zij kleiner zijn en dus ook kleiner voedsel nodig hebben: Ovenvisjes, springstaartjes, kleine krekeltjes, enchytreën, fruitvliegen en kleine wasmotlarven worden gegeten.

Voortplanting

De voortplanting kan verkregen worden door de watertemperatuur in het najaar te laten dalen en in het voorjaar geleidelijk terug op te schroeven, een onverwarmde hobbykamer of schuur die de seizoenen mee volgt is hier ideaal.Het mannetje omklemt het vrouwtje en “streelt” de snuit van het vrouwtje met z’n kin terwijl hij met z’n staart feromonen naar de neus van het vrouwtje wappert. Dit ritueel kan uren duren.Uiteindelijk laat hij het vrouwtje los en plaatst zich voor haar, als zij ontvankelijk is zet hij een spermatofoorkegeltje af en leidt het vrouwtje er naartoe.Het vrouwtje plooit net als de triturus-soorten elk eitje individueel tussen waterplanten, het aantal varieert gemiddeld van 200 tot 400 stuks.

Opkweken larven

De larven kun je het gemakkelijkst in een kale bak houden, dit is gemakkelijker om vuil van de bodem te zuigen en het voedingsgedrag te monitoren.Pasgeboren larven kan je best na 2 tot 3 dagen beginnen voederen met bv: pas uitgekomen artemia, microaaltjes en andere micro-organismen. Om de dag 50% water verversen is zeer aangewezen(let op dezelfde temperatuur)Naarmate ze groter en actiever worden kan je ze best opdelen in aparte bakjes en sorteren op grootte, nu kan je watervlooien, tubifex, rode muggenlarven e.d. gaan voeren.

Na 6 tot 8 weken (temperatuur speelt hier een rol) beginnen de dieren te metamorfoseren en willen ze het water uit. De gemetamorfoseerde dieren kan je dan gaan huisvesten zoals beschreven bij de “eft” fase.

Geschreven door: Kenny De Boeck

Bronnen:

Literatuur: F.Pasmans, S.Bogaerts, H.Wallays en H.Janssen in Salamanders; biologie-huisvesting-kweek. P33 Zaremba et al; Lacerta 45ste jaargang nr.6 pp 81-96
Internet: Nate Nelson’s caresheet 2001 (vernieuwd 2004) http://www.caudata.org/cc/species/Notophthalmus/N_viridescens.shtml

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer

Beschrijving

Neurergus kaiseri is de kleinste onder de Neurergus soorten, met een volwassen lengte van 10-14 cm. Sparreboom ea. (1999) geeft een beschrijving van de kleur van deze soort als “uniek en rijk aan contrast, met een mozaïek van zwarte en witte vlakken en een oranje-rode dorsale streep, benen en buik.”

Het geslacht kan worden gedifferentieerd door de anatomie van de cloaca, waarbij de man een vergrote, ronde cloaca heeft, en de vrouw een langere buisvormige cloaca. Deze verschillen zijn echter alleen duidelijk zichtbaar tijdens de paartijd.

De morfologie van de schedel en wervels tonen niet alleen significante verschillen tussen N. kaiseri en N. strauchii, maar ook een grote gelijkenis tussen N. kaiseri en Triturus alpestris. Uit evolutionaire analyse op basis van DNA blijkt dat de 4 Neurergus soorten monofyletisch zijn (een enkele lijn), en hun naaste verwanten zijn de Triturus en Euproctus familie.

Natuurlijk verspreidingsgebied en Habitat

N. kaiseri komt voor in Luristan, een provincie in Iran, op een hoogte van 750-1200 m (2400-4000 m). In tegenstelling tot de andere Neurergus soorten, die koude klimaten en bergbeken bewonen, komt N. kaiseri uit een warm en droog klimaat. Ze reproduceren in de winter tijdens periodes van regen, gevolgd door lange periodes van warm en droog weer wanneer de dieren een zomerrust houden. Er wordt geschat dat er water aanwezig is in hun habitat gedurende 3 maanden van het jaar of minder. In tegenstelling tot de andere Neurergus soorten, Is N, kaiseri tijdens het voorjaar waargenomen in vijvers en poelen, naast stromen. Hun natuurlijke habitat is echter nog niet goed onderzocht.

Bescherming

Vanaf 2005 staat N.kaiseri op de IUCN Rode lijst als kritisch bedreigd, de mate van voorkomen is minder dan 100 km², het gebied van de bezetting is minder dan 10 km², de populaties zijn sterk gefragmenteerd en er is een voortdurende daling van de omvang en de kwaliteit van de habitat , alsook een daling van het aantal volwassen exemplaren als gevolg van wegvangen voor de illegale handel. Men gaat ervan uit dat er minder dan 1000 exemplaren in het wild voorkomen.

Door de status waarin deze dieren zich bevinden is het belangrijk dat er nu veel in gevangenschap wordt gekweekt en dat we zo de verleiding om wildvang dieren te kopen kunnen stoppen. Wij hopen dat dit caresheet zal helpen bij het opzetten van stabiele kweekgroepen.

Gedrag en geschiedenis in gevangenschap

N. kaiseri heeft de reputatie van een schuwe, schichtige soort te zijn. De beweging op het land lijkt meer op die van hagedissen dan op die van salamanders. Wanneer de dieren aquatiel leven verandert hun gedrag en komen ze in sommige gevallen zelfs bedelen om voedsel. De wild gevangen volwassenen zijn over het algemeen meer verlegen dan hun tegenhangers die in gevangenschap gekweekt zijn. In het algemeen zijn de dieren het meest actief wanneer het donker is.

De eerste bekende gehouden exemplaren van N. kaiseri werden uit veldstudies meegebracht naar Europa in 1970 door vader en zoon Schmidtler. In de vroege jaren 1990, bracht Schultschik en Steinfartz enkele paren naar Europa, waarvan sommige afstammelingen nog steeds springlevend zijn. In de afgelopen jaren (2005-2008) is de illegale import van N. kaiseri uit het wild enorm gestegen. Gezien de bedreigde status van de soort, is het waarschijnlijk dat deze wildvang ernstige gevolgen heeft voor de populaties in het wild. Veel van deze wild gevangen dieren zijn binnen een korte tijd na aankoop overleden aan infecties.

Huisvesting

De huisvesting voor N. kaiseri is vergelijkbaar met die van andere tussen land en water migrerende salamanders. Wanneer aquatisch gehouden kiezen de meeste houders voor een grote semi-aquatische setup met veel rotsen en platte stenen, zowel boven als onder water. Het water mag 20-30 cm diep zijn. Het is onduidelijk of deze dieren snel stromend water in hun habitat hebben, dus het filter moet niet meer dan een lichte beweging in het water teweegbrengen.

Voor perioden van terrestrische huisvesting kiezen de meeste houders voor een vrij droge ondergrond. De ruimte moet worden ingericht met veel gestapelde stenen of schors. Opstellingen voor deze soorten hoeven niet overdreven beneveld te worden en overtollig vocht kan schadelijk zijn. Het wordt aanbevolen dat men beneveld aan slechts een kan van de bak, zodat er een gradatie in vochtigheidsgraad ontstaat. Een ondiep waterschaaltje biedt verzekering tegen uitdroging.

Temperaturen van tussen de 15-25 °C zijn geschikt, hoewel deze soort temperaturen kan tolereren tot 30 °C houden we ze beter eronder. Tijdens de winter worden terrestrische dieren wel eens gehouden tot dichtbij het vriespunt zonder enig nadelig effect, maar dit wordt niet aanbevolen vanwege het risico van bevriezing. Een koude (5-10 °C) terrestrische periode in de late herfst en het begin van de winter lijkt de trigger tot paargedrag.

Voeding

Terrestrische volwassenen en jongeren worden gevoed met kleine regenwormen (hele of gehakte), wasmotlarven, grote fruitvliegen, pinkymaden, tropische pissebedden en krekels van de juiste grootte. Wanneer aquatische, kunnen ze worden gevoederd met het gebruikelijke assortiment voedsel zoals regenwormen, levend / ingevroren bloedwormen, enz. Het zijn over het algemeen geen kieskeurige eters.

Kweken

Een koude winter periode is van essentieel belang voor de kweek. De exacte temperatuur en de lengte van de tijd die nodig is als trigger voor de kweek is niet bekend. Hoewel het oorspronkelijke habitat van N. kaiseri over het algemeen warmer is dan dat van de andere Neurergus soorten worden de meeste successen bereikt onder omstandigheden vrijwel identiek aan die welke worden gebruikt voor N. strauchii. Sparreboom ea. (1999) rapporteerden paargedrag na een winter koeling bij 17 ° C en het aquatiel brengen van de dieren in februari. Bogaerts meldt dat hij niet in staat was te kweken onder deze omstandigheden, de vrouwen waren paarklaar maar de mannen vertoonden geen paargedrag. Betere resultaten werden bereikt toen de dieren werden gehouden onder de 10 °C voor een paar weken. Alan Cann heeft kweeksucces met een winter periode op 8-15 °C. De meeste houders houden de dieren in een plaats waar zij daglicht of kunstlicht in de bak krijgen,dat bootst de natuurlijke fotoperiode na.

Paargedrag lijkt sterk op die van Triturus soorten. Het mannetje gaat met z’n staart wapperen en zich recht tegenover het vrouwtje plaatsen. Het mannetje zet dan een spermatofoor af en leidt het vrouwtje er naartoe, het vrouwtje zal de spermatofoor met haar cloaca oppikken indien zij ontvankelijk is.

N. kaiseri eieren zijn groter dan de eieren van andere Neurergus soorten. In de natuur worden de eieren afgezet op o.a. stenen, rotsen en planten.

Verzorging van eieren, larven en juvenielen

De eieren kunnen het best bij de ouders worden weggehaald om de kans op predatie te voorkomen. De opkweek van de larven is vergelijkbaar met die van Triturus soorten. Ze zijn niet kannibalistisch, metamorfose gebeurd rond 4.5 tot 5.5 cm en voordat de kieuwen verdwenen zijn, kan men reeds de witte vlekken en oranje buik waarnemen. Het is belangrijk te voeden met watervlooien, beekvlokreeftjes of andere schaaldiertjes waardoor de larven hun typische oranje-rode kleur krijgen na metamorfose.

Jonge dieren zijn over het algemeen robuust en sterk, met een zeer goede eetlust. Ze kunnen zeer snel groeien, hun omvang kan verdubbelen in slecht enkele maanden tijd. In gevangenschap zijn de dieren na 2-3 jaar geslachtsrijp.

Referenties

Caudata Culture: N. kaiseri caresheet (directe vertaling)

Bogaerts, Serge. Persoonlijke communicatie.

Cann, Alan. Persoonlijke communicatie.

Global Amphibians: Neurergus kaiseri. http://www.globalamphibians.org/servlet/GAA?searchName=Neurergus + kaiseri

Rastegar-Pouyani, Nasrullah (2003). FrogLog 56: ecologie en het behoud van het Genus Neurergus in de Zagros Mountains, West-Iran. Afnemende populaties amfibieën Task Force. http://www.open.ac.uk/daptf/froglog/FROGLOG-56-2.html

Schultschik, G en Steinfartz, S. (1996) Ergebnisse einer herpetologischen Exkursion in den Iran (Resultaten van een herpetological excursie naar Iran). Herpetozoa 9:91-95.

Sparreboom, Man, Steinfartz, S, en Schulschik, G (2000) paargedrag van Neurergus. Amphibia-Reptilia 21: 1-11.

Steinfartz, S, Hwang, UW, Tautz, D, Oz, M, en Veith, M (2002) Moleculaire fylogenie van de salamandrid geslacht Neurergus: bewijs voor een intrageneric switch van reproductieve biologie. Amphibia-Reptilia 23: 419-431.

AmphibiaWeb pagina Neurergus kaiseri.

© 2008 Caudata Culture. Geplaatst februari 2008. Medewerkers: Mark Aartse-Tuyn, Serge Bogaerts, Alan Cann, Coen Deurloo en Morg. Samengesteld door Jennifer Macke.

Actueel

Een Chinese Reuzensalamander (Andrias Davidianus) Rust In Zijn Tank In Ocean Park In Hongkong, China, 24 September 2020. EFE-EPA/JEROME FAVRE/ARCHIEF

Japan ontdekt exemplaar van ’s werelds grootste bedreigde amfibie

Onderzoekers van de Kyoto Universiteit hebben recent de aanwezigheid van de Chinese reuzensalamander (Andrias davidianus), de grootste levende amfibie ter…

/// lees meer

De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming

Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…

/// lees meer

Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen

Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…

/// lees meer
Back To Top